Lytsepost (officieel Lutjepost) is een van de acht oorspronkelijke parochies van de gemeente Achtkarspelen. Het heeft eeuwenlang zelfstandig bestaan, maar werd in 1945 officieel bij Buitenpost ingelijfd. Het bestaat nu nog als straatnaam aan de zuidkant van ons dorp.

kaart van 1570 met lutkepost Oudtijds heette Lutjepost kortweg 'Post' (bijvoorbeeld in het 15e eeuwse decanaatsregister), welke naar een plank of bruggetje duidt. Deze oeververbinding vindt zijn verklaring in het al lang tot 'een slinke' beteugeld voormalig stroompje de Âlde Ried, in de 16e eeuw als 'Olddyep' in de stukken voorkomend. Ook de naam Buitenpost moet met dit Post samenhangen en betekent dus: wat buiten (in dit geval benoorden) de brug is gelegen. De naam is dus door zuidelijk wonenden aan het dorp gegeven. Overigens, beide namen duiden niet op een bijzonder oude nederzetting. Op een kaart van 1570 (illustratie rechts) staat Lutkepost volwaardig vermeld tussen Butenpost, Feenclooster, S. Augustinusga, Gerkstcloster en Lutkewolde (nu Augsbuurt).

Het register van de geestelijke opkomsten van Oostergoo licht ons op 30 januari 1581 uitvoerig over het kleine dorpje in. Ongeveer tien jaar later vóór de hervorming - zo werd verklaard - was er enig land, eigen aan de Patroon, verkocht "to optimmeringe van een houten klockhuis". Er zijn twee pastoors bekend. De eerste was Schelto van Aitzema, geboren in 1540, zowel pastoor in Lutjepost als prebendepriester in Buitenpost. Hij ging tijdens de Hervorming 'over' en was daarmee zijn leven niet meer zeker. Schelto vluchtte in 1567 noodgedwongen naar Emden in Oost-Friesland. Daarna heeft Lutjepost nog een pastoor gehad. Hij wordt in de stukken met name genoemd "Johannes Meppel, gewesene pastoir". Deze werd in 1581 predikant in Wonseradeel en Bolsward.

Fleurig stond het er met de jonge gemeente rond die tijd niet voor: een kelk (voor de eredienst) van 30 lood zwaar was wegens schulden voor 20 stuivers per lood aan een goudsmid in Leeuwarden verkocht, terwijl de miskleden door de "soldaten van Gronig uit leger" waren weggehaald. In deze mededeling weerspiegelt zich het verraad van Renneberg, waardoor de Wouden bloot stonden aan invallen van Spanjaarden uit Groningen. Uit de opgave blijkt voorts, dat het dorp elf huissteden telde. Een bijzonder gunstig opgebouwde samenleving was het echter zeker niet. Er komen twee weduwen voor (één van de kistemaker) benevens een alleenstaande vrouw, die Swanemoer wordt genoemd. Er woonden verder twee wevers (Focko en Jan) en zo waar telde Lytsepost ook nog een bakker, een schoenmaker en een 'schroor' (kleermaker). Een 'Tierck Pouwels stede' en 'een Mette schoelmesters stede' completeren de kleine samenleving, die nu zonder herder was: "'T Pastoriehuis en heem voor een schoelmester 'tbewonen". Toen al maakte Lytsepost de indruk van een 'modern' zich ontvolkend dorpje, al hadden de vaklieden het dan nog niet verlaten.

Schotanuskaart van lutkepost 1718 In 1718 stonden er volgens de kaart van Schotanus (Illustratie rechts) nog maar vier huizen plus een kerkje, maar hiervan ontbreekt ontbreekt een afbeelding in de omstreeks 1722 aangelegde serie prenten van Jacobus van Stellingwerf. Het zal dus toen verdwenen zijn. Eekhoff geeft in 1848 op het inderdaad zeer kleine dorpsgebied nog drie huizen aan waarvan één op het kerkhofje. Het dorpje bleef in naam nog wel lang bestaan in de stukken, hoewel in één adem genoemd met Buitenpost. Ook de naam van de plaatselijke Hervormde Gemeente luidde tot voor kort "Hervormde gemeente Buitenpost en Lutjepost". Van de oorspronkelijke bebouwing is in de loop der eeuwen niets overgebleven. Rond de Tweede Wereldoorlog was Lutjepost niet veel meer dan een paar boerderijtjes en een paar arbeiderswoningen van veel later datum. In het landschap ten zuiden van Lutjepost waren tal van uitgeveende stroken land (ook wel 'petgaten' genoemd) en deze stonden bekend onder de naam 'Oliviers Petten'. Ondanks de verdere ontginning van de grond zijn enkele er nu nog steeds, begroeid met riet en planten en struikgewas.

foto van een petgat in de buitenposter mieden

Een petgat in de Buitenposter Mieden, zuidoostelijk van Buitenpost,
bijna tegen de nieuwe rondweg zuidoost aan.

De twintigste eeuw bezegelde het lot van het kleine Post. De toen aanwezige huizen werden in 1945 genummerd en vanaf toen waren de Postmers officieel bewoners van de Kuipersweg te Buitenpost. Maar toch, in november 1960 stelde B. en W. van Achtkarspelen aan de gemeenteraad voor de nog steeds gebruikte dorpsnaam weer in zoverre in ere te herstellen, door de huizen aan de Kuipersweg tussen de Oude Dijk en de Dijkhuisterweg opnieuw 'Lutkepost' te noemen. En zo werd ook besloten. Kort na de oorlog werd in verband met wegverbetering aan de Oude Dijk, ook het typisch verloop van hoog en laag rondom de oude kern door vergraving grotendeels opgeheven. Dit laatste uiterlijk kenmerk van een middeleeuwse nederzetting, namelijk een verhoging in het land, verdween zoals gezegd niet volledig. Bij die wegwerkzaamheden werden ook archeologische vondsten gedaan, zoals scherven van aardewerk. Op de plek van de oude kerk en begraafplaats staat nu de boerderij van Kramer. Bij graafwerk op het erf zijn door de jaren heen regelmatig resten van skeletten in de, in wezen nog steeds gewijde en nooit geruimde, grond teruggevonden.

luchtfoto van lutjepost en directe omgeving in 2003

Luchtfoto van Lutjepost en omgeving uit 2003. Iets rechts boven het midden het grote bedrijfsgebouw van Timmerfabriek Buitenpost. Achter de bomengroep staat de boerderij van Kramer, op de plek van de oorspronkelijke kerk en begraafplaats. Links valt het kleine woonwagenkamp te herkennen. De slinger in de loop van de Buitenposter Vaart verraadt dat hier oorspronkelijk het stroompje 'de Âlde Ried' liep. Het is duidelijk te zien hoe de wijken 'Paardekamp' (jaren '80 vorige eeuw, 'Plan Zuidwest' (jaren '90 vorige eeuw), Mûnewyk (rond de eeuwwisseling) en plan 'Lutjepost' (eerste decennium 21e eeuw) de oude kern volledig heeft omsloten.

Een belangrijk moment voor Lutjepost was de bouw van stoomzuivelfabriek 'Lutjepost' in 1900. Op haar hoogtepunt waren er ongeveer 200 boeren uit de directe omgeving bij de fabriek aangesloten. Maar al in 1930 lukte het niet meer om het bedrijf rendabel te houden en werd het gesloten. In 1932 werd er een conservenfabriek in het bedrijfsgebouw gevestigd, maar ook deze hield het niet lang vol, in verband met de slechte kwaliteit van het grondwater. In de oorlog was er een noodslachterij gevestigd. In 1947 werd het gebouw door A. van der Witte uit Bolsward gekocht en werd het als 'Timmerfabriek A. van der Witte' ingericht. Na tal van uitbreidingen, en moeilijke en betere tijden, is het bedrijf er nog steeds, maar nu onder de naam 'Timmerfabriek Buitenpost'.

In 1925 kwam er eindelijk een verharde weg tussen Buitenpost en Lutjepost en Kootstertille (toen: Kooten) klaar. Hiermee werd het oude dijkje van een modderpad een volwaardige weg, onder de naam 'Oude Dijk'. Er wordt daarover in de Leeuwarder Courant gemeldt: "Niet alleen dat de bewoners van den polder in den winter niet meer met slik en water hebben te kampen, maar de gelegenheid om de daar nog bijna woest liggende gronden te verbeteren, is dan tevens veel beter geworden zodat dat eene grootere productiviteit van den bodem in de toekomst een blijvende vrucht (...) zal zijn". Tijdens de aanleg van deze verharde weg werd ook het kenmerkende flapbrugje over de Buitenposter Vaart gemaakt. Aan het einde van de twintigste eeuw en het begin van de een-en-twintigste werd de meeste grond rondom Lutjepost bebouwd en de oude kern volledig omsloten door Buitenpost.

foto van archeologisch interessant terrein Lutjepost

Dit stukje terrein werd onbebouwd gelaten bij de aanleg van de wijk Mûnewyk rond het jaar 2000. Er wordt verondersteld dat hier nog resten van de oude nederzetting Lutjepost te vinden zijn en deze worden daarom bewaard. Naar alle waarschijnlijkheid ligt hier dus de oorsprong van Lutjepost en Buitenpost.