Lutjepost: ooit een dorp nu een straat.  Aan de zuidkant van Buitenpost ligt haar oorsprong: een ander dorp. Het is nooit een grote gemeenschap geweest, op haar hoogtepunt was Lutjepost een verzameling van een tiental boerderijen en woningen. Maar wel degelijk een zelfstandige woonplaats, want het hoorde van oorsprong bij de 'acht kerspelen', waaraan de gemeente Achtkarspelen haar naam ontleend.

De bewoning van dit gebied is relatief laat begonnen, niet eerder dan in de Late Middeleeuwen. Dit is te verklaren door aan te nemen dat het gebied toentertijd grotendeels of geheel met (hoog)veen bedekt was. Tijdens de Vroege Middeleeuwen, brak de zee vanuit het steeds opener wordende zeegat van de Lauwerszee steeds dieper door in het Miedengebied. De grootgrondbezitter Gercke Harkema liet in 1240 op de voormalige nederzetting Wigerathorp door monniken vanuit het klooster Klaarkamp een klooster stichten, Jeruzalem genaamd, dat in 1249 in de Cisterciënzer kloosterorde werd opgenomen. Ook werd een kerk gesticht, waardoor de nederzetting één van de acht kerspels (Nederlands: kerkdorpen) werd. In de praktijk werd het klooster Gerckes' klooster genoemd en die naam ging over op de nederzetting. De monniken uit het klooster Jeruzalem lieten door lekebroeders een dijk aanleggen als bescherming tegen het water in Lauwerszee-inham dat ook het land van het klooster bedreigde. De dijk bestaat nu nog en heet de Dijkhuisterweg, beginnend bij de hoge zandgrond zuidelijk van Buitenpost. Voor die lekebroeders moest een werkkamp aangelegd worden, waarschijnlijk een barakkenkamp. Zo'n kamp werd een post genoemd, in het latijn 'positus', wat plaats, stand betekent en terug te vinden is onze hedendaagse woorden positie, wachtpost, enz. Dit was omstreeks 1250. Gaandeweg kwamen er meer mensen wonen in een nederzetting. Toen de dijk klaar was bleef een deel van de bewoners er wonen en ontstond een dorpje. Een eeuw later werd er door de Jeruzalemmer-monniken weer een dijk aangelegd, meer noordelijk van de eerste. Daar ontstond opnieuw een post, deze lag wat verder van het klooster en deze kreeg de naam Utpost. Ut is vertaald in het Nederlands": 'buiten'. Uit deze naam ontstond de naam Buitenpost. Deze post was groter als de eerste, die daarop de naam Lytsepost kreeg. De tweede dijk die in 1200 werd aangelegd is nu de rijksstraatweg van Buitenpost naar Visvliet. Het land aan de noordkant heette it Utlan.

indijkingen rond Buitenpost luchtfoto van Google indijkingengebied

Ontginning van veengebied

In de latere Middeleeuwen kwam ook de ontginning van het veengebied op gang. De bestaande stroompjes dienden daarbij als startpunt. De eerste bewoning was waarschijnlijk dicht bij de Oude Ried op plekken waar de zeeklei op het veen stevige ondergrond bood. De Alde Ried slibde in de loop der tijd echter steeds verder dicht. De Dijkhuisterweg volgt nog steeds het slingerende verloop van de Oude Ried. Waarschijnlijk is de Zandsloot ten westen van de Alde Dyk aangelegd als alternatief voor de natuurlijke afwatering via de Oude Ried toen deze dichtslibde. De Alde Dyk is zelf uiteraard ook een dijk geweest. Nog steeds kan, met enige moeite, het als verhoogde zeewering herkend worden (ook op kaarten uit 1538 draagt ze ook al de naam Alde Dyk). Een detail is de splitsing van de weg richting het Prinses Margriet kanaal naar wat van oudsher Mountsetille (dit is: monniken brug) heet, waar een bruggetje over het water lag. Waarschijnlijk hebben de monniken van Buweklooster daar hun bijdrage geleverd. De ontsluiting van de mieden met paden, wegen en waterlopen is verder altijd beperkt gebleven. De belangrijkste route van oost naar west was de Dijkhuisterweg. De IJzermieden zelf waren niet door paden ontsloten.

Vondst bij boer Elzinga

Eind oktober 1965 kon dankzij een melding van boer J. Elzinga bij Lutkepost, die bezig was met de bouw van een nieuwe veestalling aan de Dijkhuisterweg (De Diken), iets bijzonders worden vastgesteld. In een ongeveer 4,5 meter dik kleidek bevond zich, op ongeveer 50 cm onder het maaiveld, een fundering van middeleeuwse baksteen (formaat 32 bij 15 bij 8 cm). De omtrekken van de fundering deden denken aan een gebouwtje van 6 bij 6 meter, en werd gerelateerd aan de nabijgelegen kloosters Gerkesklooster en Buweklooster, waartussen 'De Diken' een verbinding vormde. De dikke kleilaag was wellicht een afzetting in een geul van het toenmalige kwelderland.

foto van de archeologische vondst bij lutkepost in 1984

Nieuwe vondst in 1984

In april 1984 werd opnieuw een bijzondere archeologische vondst gedaan in de bodem tussen Buitenpost en Gerkesklooster (Foto boven). Bij graafwerkzaamheden stuitte men op houten resten in de zeeklei. In eerste instantie dacht men te maken hebben met het restant van een schip. Zelfs werd de mogelijkheid van het bijna mythische 'krijtschip' overwogen. De archeologen van het Fries Museum en de Rijksdienst voor IJsselmeerpolders trokken al snel een andere conclusie. Naar alle waarschijnlijkheid ging het om een sluis of waterdoorlaat die in de vroege Middeleeeuwen door de monniken van Gerkesklooster was aangelegd. Maar niettemin een bijzondere vondst want tot dan toe was er nog nooit in het noorden van Nederland een dergelijke ontdekking gedaan. Het was een kleine echo van het harde werk dat door de monniken zo'n duizend jaar geleden hier werd verricht.

restloop van de Oude Ried

Dit kleine stroompje is het overblijfsel van de Oude Ried aan de oostkant van Buitenpost.

Wat uit de boeken blijkt over Lutjepost

Over Lutjepost staat in het Aardrijkskundig Woordenboek van Van der Aa (1844) het volgende geschreven: "Volgens overlevering zou hier vroeger eene kerk hebben gestaan, ofschoon het uit geene oorkonde blijkt. Het gehucht of dorp zelf is op eene hoogte gelegen. Er is een stuk land, het hoogste van het omliggende, hetwelk met steenen en eene grove puin opgevuld is. Daaruit mag men met grond afleiden dat hier vroeger een belangrijk gebouw heeft gestaan. Of zulks eene kerk is geweest of een particulier gebouw durven wij niet te beslissen. Kort na de Hervorming stond er althans geene kerk meer en zoo zij heeft bestaan werd zij overtollig". Deze geschiedschrijver is dus heel voorzichtig met zijn informatie over Lutkepost. Uit andere bronnen, zoals de Benificiaalboeken van Friesland van 1543, waarin zijn opgetekend de vaste goederen en renten aan kerken en andere corpora behorende, blijkt dat er inderdaad wel een kerk heeft bestaan. Ook in het 'Register van de Geestelijke Opkomsten van Oostergo' van 1581, wordt de kerk van Lutkepost genoemd. Er is dan een gewesene pastoir, Joannes Meppel, die zelf nog een deel van het land gebruikt. de boerderij van KramerOnder de opgave van het pastoriebezit staat dan nog apart een opgave van de 'huisteden' door Joannes Meppel en de kerkvoogd Hercke Meynertz gebruikt. Na 1581 was Joannes Meppel, predikant in Bolsward. Verder kan men in bovengenoemd register van 1581 onder andere lezen, dat tien jaar eerder land is verkocht "to optimmeringe van een houten klockhuis". Hierdoor en door de gevolgen van een watervloed, had men schulden moeten maken. Omdat de kerkelijke gemeente "zeer cleyn waere en alleenlicken zes schotschietende huysen" tot het dorp behoorden, was men in financiële problemen geraakt. Waarschijnlijk is het kerkje in de 17e eeuw weer wat opgeknapt, want op de kaart van Schotanus (1688-1694) vinden we bij Lutkepost nog een kerkje staan. Wanneer het is afgebroken is niet na te gaan. De kerk met het bijbehorende oude kerkhofje was op de hoek van de Oude Dijk - Kuipersweg waar nu de boerderij van Kramer staat.  Op de foto hierboven is duidelijk te zien dat de boerderij, ondanks eerdere afgravingen, nog steeds op een verhoging in het land staat.

Kerkhof

Ook is niet bekend wanneer het kerkhof zijn functie verloor. Wel staat op de kaart van Eekhoff van 1844 het nog als 'Kerkhof' aangegeven en niet als 'oud Kerkhof', zoals dat van Kortwoude. Een kerkhof was oudtijds een gewijde plaats, omgeven door een omheining, meestal door een stenen muur. De doden hadden er rust, geen vee mocht er grazen, de bloedwreker mocht er niet komen, het was een 'vrijthof', een 'Friedhof'. De rust van de overledenen, die hun laatste rustplaats vonden op het kerkhof van Lutkepost, werd op zekere dag in 1951 helaas wreed verstoord. Dat zou mede zijn gekomen doordat de gemeente het terrein destijds heeft laten afgraven voor de verbetering van de weg naar Rohel. Nu zouden de lijken vrij dicht onder het maaiveld liggen. Dit had uiteraard niet mogen gebeuren. In de editie van 24 juni 1967 van de Leeuwarder Courant verscheen een bericht over de voormalige dodenakker. Onder de kop: "Bij Buitenpost twee skeletten gevonden"-Vermoedelijk kerkhof van het vroegere Lutjepost- Kraanmachinist Sj. Kloosterman van het loonbedrijf H. Dijkstra uit Oudwoude is gisteren onder Buitenpost op twee skeletten gestoten. Dit gebeurde tijdens het graven van zand waarmee kuilgras moest worden afgedekt. Toen de heer Kloosterman tot zijn grote verbazing twee schedels in zijn grijper ontdekte heeft hij het werk direct stop gezet. De politie die van de lugubere vondst in kennis is gesteld zal vandaag een nader onderzoek Instellen. Omdat in eerste instantie niet gedacht wordt aan een misdaad maar aan de restanten van een oude begraafplaats is ook de Dienst voor het Oudheidkunig Bodemonderzoek in Amersfoort van de vondst op de hoogte gebracht. De geraamtes zijn gevonden op het erf van de veehouder J. Kramer. (...) Na de oorlog heeft men de terp echter grotendeels afgegraven. Toen zijn ook de nodige terpvondsten gedaan. Nu is men dus nog, naar mag worden aangenomen, gestoten op enkele overblijfselen van de vroegere begraafplaats".