Willem van Mourik

Wim van MourikWillem van Mourik werd op 13 januari 1919 in Twijzelerheide geboren als zoon van de gereformeerde predikant. Vier jaar later werd de gereformeerde pastorie van dit wouddorp verwisseld met die in het Groninger Tezinge bij Ten Boer, waar Van Mourik zijn verdere jongensjaren doorbracht. Na de chr HBS te Groningen werd hij in 1936 volontair ter secretarie van Achtkarspelen in Buitenpost. Zijn oom Pier Eringa was er toen burgemeester. In 1942 werd Van Mourik op de secretarie van Leeuwarden benoemd, maar twee jaar later was hij alweer terug in Buitenpost. Dat was namelijk in 1944, in het de laatste jaar van de oorlog, dus toen het voor jongelui van 25 jaar gevaarlijk was zich op straat te vertonen. Wim van Mourik dook dan ook onder in Buitenpost maar kon toch op straat blijven lopen. Hij was uit Leeuwarden vertrokken om, zo heette het althans voor de Duitsers, zogenaamde 'schuttersputjes'  te gaan graven. Dit was een bezigheid waartoe in die dagen heel wat Nederlanders werden gedwongen. In Leeuwarden wist men dus niet beter dan dat hij ergens in Drenthe aan de schop stond en dus werd hij niet gezocht. In Buitenpost vertelde hij echter aan de secretarie dat hij door Leeuwarden aan Achtkarspelen 'uitgeleend' was. Hij werkte overdag ook op de secretarie en kwam zo in het bezit van een band die hij om de arm kon dragen ten teken dat hij ook ’s avonds op straat mocht. Dat kwam uitstekend van pas bij het ondergrondse werk waarin hij spoedig verzeild raakte. Ten tijde van de bevrijding trad Van Mourik op als Gemeentelijk Operatieleider, zoals dat toen heette, en had hij de leiding over een naar schatting ongeveer honderd man sterke groep ondergrondse strijdkrachten.

Kort voor de bevrijding in 1945 had dit onderdeel van de Binnenlandse Strijdkrachten reden om aan te nemen dat de Duitsers de brug bij Blauwverlaat, over wat toen nog het Kolonelsdiep heette, in de lucht zouden laten vliegen. Daarom overviel de ondergrondse op 15 april 1945 de Duitse bewaking van deze brug. Daarbij stelde Van Mourik zelf met nog een maat de wacht op de brug buiten gevecht, terwijl gelijktijdig een andere groep de Duitsers in café Fokkinga overvielen. De wapens van deze ondergrondse strijders hadden deze laatste oorlogswinter verborgen gezeten bij Jan van Maassen onder Gerkesklooster. Deze had namelijk in de schuur van zijn boerderijtje toevallig een kelder ontdekt. Het bestaan daarvan hij nooit had geweten hoewel hij daar zijn leven lang had gewoond. Die kelder werd later de gelukkig nooit ontdekte bergplaats van de wapens waarmee in de aprildagen tegen de Duitsers en hun handlangers werd opgetreden. Van dat optreden tegen de handlangers heeft Van Mourik een diepe herinnering overgehouden. Bij de omsingeling van Folkert Nobach en enkele anderen in het Groningse Opende werd hij namelijk door een schot hagel in zijn linkerhand en zijn gezicht getroffen. Achter op een motor werd hij naar een dokter gereden wat een nogal bloederig gezicht moet hebben opgeleverd. Achteraf viel het allemaal nogal mee maar maanden later kwamen er af en toe nog wel eens een hagelkorreltje tevoorschijn.

Spoedig na de bevrijding in juni 1945 al vertrok Van Mourik op verzoek van burgemeester Rasterhoff naar Sneek waar hij een jaar later trouwde met de verpleegster Klaaske Warnaar, dochter van de ook in Friesland land bekende burgemeester van Waddinxveen, die zijn bekendheid hier vooral ontleende aan het voorzitterschap (gedurende veertig jaar) van de Christelijke Emigratiecentrale. De plaats Buitenpost heeft in het leven van Van Mourik en zijn vrouw een belangrijke rol gespeeld. Zo deed zich het eigenaardige geval voor dat de moeder van Van Mourik later kwam te wonen in precies hetzelfde huis waarin eerder de moeder van zijn vrouw had gewoond. "Zoals wij later door It Paradyske (tussen Kollum en Buitenpost) wandelden, zo deden mijn ouders dat eerder ook", zei mevrouw Van Mourik wel daarover.

De naam van Van Mourik kwam lang na de oorlog nogmaals in het nieuws. In 2006 werd een uniek J-stempeltje aan het Verzetsmuseum in Leeuwarden geschonken. Het stempeltje werd in de oorlog gebruikt om de letter J voor Joden in het persoonsbewijs te zetten en het kwam uit de oorlogsnalatenschap van Wim van Mourik. Het stempel werd vermoedelijk vlak na de oorlog door Van Mourik meegenomen uit de secretarie van waarschijnlijk Sneek. Zijn zoon Willem, toen wethouder van Leeuwarden, bood de oorlogsherinnering aan.

In april 1960 volgde een benoeming tot burgemeester van Ferwerderadeel voor de Anti Revolutionaire Partij en hij bleef dit tot 1976. Na zijn pensionering ging hij in Dokkum wonen. Van Mourik overleed in op 13 oktober 1980 in verzorgingshuis Talma in Veenwouden en werd in Ferwerd begraven.