Burgemeester Ottevanger

burgemeester OttevangerIn 1971 werd het 25-jarige ambtsjubileum van burgemeester Huib Ottevanger in Buitenpost gevierd. Voordat hij in Achtkarspelen de eerste burger werd was hij dat in Ulrum en Kollumerland. In januari 1976 nam hij afscheid van de gemeente Achtkarspelen na een burgemeesterschap van meer dan tien jaar. In het kader daarvan gaf hij een interview in het Nieuwsblad van het Noorden waaruit wij dit verhaal samenstelden.

Huib Ottevanger werd in 1911 geboren en zijn ouders waren Brabanders. De wieg stond echter in Soestdijk. Met koningin Juliana heeft de burgemeester de gemeenschappelijke herinnering aan nonnen die tijdens de mobilisatie van 14-’18 in Soestdijk opgesteld stonden. Tijdens een rijtoer met de koningin in zijn vorige gemeente sprak hij er met haar over. De eerste elf jaren van zijn leven woonde Ottevanger in de gemeente Soest, daarna werd vader Ottevanger hoofd van de school in Mussel. Tot zijn achttiende groeide hij op tussen de boerenbevolking van Westerwolde waar in de winter de kolomkachel op de deel stond. Nog steeds voelt hij zich met die bevolking verbonden. Hij herinnert zich: "Ik durfde 's avonds soms haast niet naar huis vanwege de verhalen die er verteld werden. Het was een tijd dat er nog geen elektriciteit was en geen waterleiding". Met een karbidlantaarn op de fiets reed Ottevanger later naar de normaalschool in Stadskanaal en werd zelf gereformeerd onderwijzer aan de hervormde school in Tange-Alteveer. Dat was in 1930, de crisistijd. Er was een overvloed aan onderwijzers. Zijn vader werd op 60-jarige leeftijd met pensioen gestuurd. In 1933 begroette de Christelijk Nationale School in Veendam meester Ottevanger. De jonge meester was verknocht aan het onderwijs, wilde pedagogiek studeren en haalde eerst een paar akten. In 1936 trouwde hij met P.J. Beumée, een meisje uit Oude Pekela.

In 1939 werd hij opgeroepen roepen voor de voormobilisatie. Er kwam stagnatie in de studie. Lisse was de plaats waar Ottevanger gemobiliseerd lag. Toen kwam de oorlog: "Ik heb de oorlog vijf dagen lang intensief meegemaakt. Ik zal er niet veel over zeggen. Die vijf dagen zijn niet te begrijpen voor wie het niet beleefd heeft. Bij wie het wel heeft meegemaakt heeft het zo’n beslag op zijn leven gelegd, dat het bij alles blijft meespelen. Ik heb het meegemaakt en het zijn niet mooie herinneringen. Twee daarvan wil ik aangeven. In een boomgaard bij Leiderdorp kwam ik nadat er net een gevecht was geweest. Ik gleed uit over de ingewanden van een Duitse parachutist. Dan krijg je een schok. Dan gaat het erom: kun je zo’n schok te boven komen. Sommigen konden dat niet. Ik had de zin in mijn hoofd: is dit nu Gods mooie aarde. Met die vraag heb ik wel twee uur geworsteld. Ik ben er doorheen gekomen, door mijn geloof. Maar ik kan me ook voorstellen dat je precies naar de andere kant doorslaat. De tweede ervaring dateert ook uit die tijd. We hadden onze verbindingsafdeling verloren. Ik kreeg de postverbinding toebedeeld. Dag en nacht moest ik met de auto boodschappen overbrengen. Ik was enorm gespannen, het was zenuwslopend. De derde nacht kreeg ik iemand mee. De wachtpost was tot het uiterste gespannen, bloed in de ogen, paniek. De wacht schoot met zijn mitrailleur de man naast mij neer. Ik kwam er vanaf, zoals zo vaak. Ik wil niet als een held naar voren komen, daarom vertel ik dit. Ik ben maar een stofje aan de weegschaal, een druppel aan de emmer. Ik ben niet zo geporteerd voor heldenverhalen, daarvoor heb ik te veel meegemaakt".

Na de oorlogsdagen in mei 1940 en een enkele maanden durende krijgsgevangenschap, "Ik was een van de laatsten die naar huis mocht samen met nog een onderofficier", kwam Huib Ottevanger weer voor de klas. Toen begin 1943 de oproep kwam aan alle gedemobiliseerde Nederlandse militairen om zich weer te melden, dook Ottevanger onder. "Ik kwam al vrij gauw in het plaatselijk verzet in Veendam terecht. Ik heb geprobeerd veel joden onder te brengen. Maar op het laatst kwamen de joden thuis bij mij aan de deur en in de fabrieken vertelden de arbeiders elkaar "als je bonkaarten moet hebben of een vals persoonsbewijs of zoiets dan moet je bij Ottevanger zijn Dat werd gevaarlijk en toen bovendien de Nederlandse militairen uit de mei-oorlog zich moesten melden toen ben ik ondergedoken".

Na die eerste dagen van de bezetting begon het verzet. "Je kon het niet verkroppen. Eerst was je verbijsterd door de Duitse militairen die goed en aardig voor ons waren. Maar toen ik een paar dagen na het bombardement in Rotterdam liep, besefte ik wat ze gedaan hadden en wat voor barbaren daar bezig waren geweest. Onze sabotage betekende in die dagen niets maar het idee "Dat Slikken We Niet" werd daar geboren. Het leven hernam zijn loop maar gewoon was het niet meer. Wat je beleefd had leefde na. De bezetting was eerst een fluwelen hand maar werd al gauw een knokkel en een vuist". Ottevanger herinnert zich een vechtpartij met plakkaten-plakkende NSB’ers en een tegenactie met behulp van een kalkemmer. Samen met de later gefusilleerde architect Jacob Bruggema uit Veendam rolde Huib Ottevanger het verzet binnen. Van zijn groep bleef tijdens de oorlog bijna niemand over.

In de oorlogstijd had Ottevanger tal van schuilnamen als Huib Groningen, Huib de Zwerver, Huib Spaander en Herman Zomer. Hij opereerde als verzetsman eerst in Noord-Holland en later in de provincie Groningen. Een belangrijke rol speelde Ottevanger in het illegale blad Trouw, hij werd een van de leidinggevende figuren. "Ik heb bij verschillende onderdelen van het verzet gezeten maar naderhand spitste het zich toe op Trouw. Ik heb het overleefd. Als wij een vergadering hadden met de mensen van Trouw en wij zouden veertien dagen later weer bijeenkomen dan wisten we dat er de volgende keer mensen zouden ontbreken. Wie dat zou zijn wist niemand, maar iedereen wist wel dat sommigen er dan niet meer bij zouden zijn".  Hij schreef, regelde, verspreidde. Een verhaal. "De man voor Veenkolonien-Ter Apel was uitgevallen. Hij was overspannen. Ik was na een jaar in Wormerveer in de top van Trouw, naar Groningen gestuurd om daar de illegale pers van Trouw te organiseren. Toen die man uitviel ben ik zelf met 2000 exemplaren van Trouw achter op de fiets de stad uitgegaan. Ik was al in Zuidbroek geweest en reed in de richting Muntendam. Uit een cafe kwam een stel Duitsers. De weg werd afgezet. Ik was er 500 meter vanaf. Ik had Trouw bij me, bonkaarten, een pistool en twee handgranaten. Als ik gepakt werd was ik erbij. Ik wilde me niet laten pakken. Maar ik dacht: "Dit is het einde". Ik ontzekerde mijn pistool, was helemaal kalm. Ik keek de Duitser die mij moest aanhouden recht in zijn ogen. Ik reed door en er gebeurde niets. Toen ik in de volgende bocht was, liep het zweet me in stralen langs de rug. Ik was kletsnat. Dat was maar een geval. Maar ik heb duidelijk het gevoel, ik ben er doorheen geholpen". Hij werkte ook nauw samen met de leider van de Friese Trouw-groep, Jan van der Meer en was ondermeer betrokken bij de uitgave van het illegale nummer van de Friesche Courant dat in september ’44 werd uitgegeven (en in Appingedam werd gedrukt).

De bevrijding. Ottevanger was commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten in Veendam en districtscommandant in Ter Apel. Hij had het toezicht op alle kampen met NSB’ers, was mede-oprichter en directeur van het blad "De Vrije Nederlander", zat in de politieke opsporingsdienst, had 2 jaar zitting in het tribunaal van het arrondisement Groningen en werd voorzitter van de Groninger afdeling van de Stichting ’40- ’45. Overigens legde hij pas in 1983 legde deze voorzittershamer neer omdat hij de reglementaire maximum leeftijd van 73 jaar had bereikt.

Ottevanger in de burgemeesterstoelHet burgemeesterschap leek hem een goede voortzetting van de lijn die de oorlogsjaren in zijn leven hadden gebracht. Zes weken stond hij na de bevrijding nog voor de klas, toen werd hij burgemeester van Ulrum voor de Anti Revolutionaire Partij. Zijn leven vulde zich met al het werk dat het burgemeesterschap na de bevrijding van hem vroeg, en dat was veel met talloze functies in het kerkelijk en maatschappelijk leven. Onderscheidingen heeft hij net als zijn mede-strijders steeds geweigerd na de bevrijding. Wel geaccepteerd heeft hij het Ridderschap van Oranje-Nassau omdat die onderscheiding via de Stichting ’40-’45 werd verleend en terugging op het verzet zelf. Later werd hij bevorderd tot Officier. Na zijn pensioen kon hij zijn stapels archiefmateriaal gaan ordenen en bewerken, maar dat was praktisch ook het enig positieve wat Huib Ottevanger in zijn pensionering zag, "Als ik op 1 maart 1976 wakker word, ben ik geen burgemeester meer. Dat zal ik me goed realiseren. Maar het was een prachtbaan".

Ottevanger overleed twintig jaar later, in 1996, op 85-jarige leeftijd in zijn woning aan het West 30 en werd begraven op de begraafplaats aan de Jeltingalaan.