Hotze de Jong

Hotze de Jong onderhield een bodedienst tussen Buitenpost en Kollum. Het bedrijf was nogal kleinschalig; eerst was zijn transportmiddel een hondenkar, later paard en wagen. Omdat hij van dit werk niet kon bestaan, was hij ook nog grafdelver en klokluider.

Hotze de Jong Hotze lustte graag een borrel. Onderweg stak hij bij elke uitspanning aan, zogenaamd om te horen of er nog vracht was; maar het was hem eigenlijk om een borrel te doen. Zijn paard dat hij Piet noemde, kende elk café tussen Buitenpost en Kollum. Hotze hoefde Piet niet te zeggen om te stoppen, Piet deed dat uit zichzelf; hij kende de noden van zijn baas.

Hotze werd in 1858 in Goutum geboren. Zijn ouders waren Ruurd Hotzes de Jong en Wytske Roorda. Ruurd en Wytske kochten een boerderijtje in Hardegarijp, maar daar lukte het niet. Daarna kochten ze een boerderijtje op het Oost in Buitenpost. Hotze trouwde in 1883 met Antje Terpstra uit Wirdum. Hotze en Antje kregen zeven kinderen: Ruurd, Nanne, Sytze, Jitske, Pietje, Janke en Johannes. Hotze en Antje woonden in een dubbel huis aan de Kerkstraat. Van hieruit deed Hotze zijn bodedienst.

Iedereen in de beide dorpen en onderweg vertrouwde Hotze zijn goederen toe, er werd goed op gepast. Vooral als hij waardevolle zaken vervoerde was Hotze zeer alert. Om de goederen te bewaken en zich eventuele dieven van het lijf te houden, had hij een fors uitgevallen wandelstok met een loden knop bij zich. Het enige probleem dat Hotze had, was dat hij te graag een borreltje lustte. Hotze de Jong en zijn vrouw Janke

Het verhaal gaat dat hij op zekere dag een tonnetje met jenever moest vervoeren. Hotze plaatste het tonnetje zo hoog op een kistje dat al rijdend hij druppels uit het lekkende kraantje kon opvangen; het paard liep onderhand rustig door. Ook de jeugd had er schik in om Hotze ’te fiter’ te nemen. Toen Hotze weer eens in een café zat, spanden ze zijn paard uit zodat het paard los voor de wagen stond. Toen Hotze opstapte en ’fuort Piet’ zei, ging het paard lopen, de kar met Hotze bleef staan.Ook bonden ze eens, toen Hotze bij café Bolling binnen zat, het houten fietsenrek dat voor de winkel van Popke Bakker stond achter aan zijn kar vast. Toen Hotze wegreed, dachten de jongens dat Hotze het niet had gezien. Toen hij thuis kwam, riep hij al uit de verte tegen zijn vrouw ’Antsje, ik ha wat brânhout meinaam’. Hij pakte een bijl en sloeg het fietsenrek in elkaar. Op hoge leeftijd stopte Hotze met zijn bodedienst en grafdelven. Het klokluiden bleef hij voortzetten. Als hij een slechte dag had liet hij zich helpen door zijn kleinzoon Hotze. Hotze overleed in 1936. Zijn vrouw Antje ging inwonen bij haar dochter Janke. Antje is overleden in 1948.