We zeilen van de nazomer de herfst in. We kennen lenteboden maar je hoort nooit van herfstboden, eerste signalen van de herfst. Die zijn er wel. Half september zag ik een eerste groep van zo’n twintig houtduiven. Dat is voor mij echt zo’n gebeurtenis die ik opmerk. Onze eigen houtduiven trekken wel wat rond, maar zijn echte standvogels. De groepjes die nu ineens verschijnen, zijn de voorboden van grote aantallen Noord- en Oost-Europese houtduiven die komen overwinteren in West-Europa. Nog zo’n herfstbode is de klimop die in deze tijd in bloei komt, om - als het zacht blijft - tot in december door te bloeien. Tot groot gerief van talloze insecten. Vijftig jaar terug gold het oranje kleuren van lijsterbessen als de allereerste herfstbode. Dat was toen tweede helft augustus, maar tegenwoordig is die kleuring verschoven naar half juli. Dat is te vroeg voor een herfstbode.
Verkeerde bomen
Maar ik wou het over iets anders hebben. Mij wordt nog wel eens (licht) verwijtend toegevoegd dat ik wel erg vaak positief ben over het groenbeleid van onze gemeente. Nu steekt Achtkarspelen ook echt positief af tegen tal van andere gemeenten, maar deze keer ga ik me toch kritisch uitlaten, met als uitgangsvraag: wanneer is een boom ‘goed’? In tuinkringen geldt de vuistregel: een boom in je tuin moet pássen (qua grondsoort en grootte); verder moet hij geen echt negatieve en tenminste drie positieve eigenschappen hebben. Een boom die alleen opvalt omdat-ie zo mooi bloeit, is geen goede keuze. Heeft-ie ook nog mooie herfstkleuren dan wordt het al beter, maar als-tie dán nog een mooie stam ontwikkelt, wordt-ie interessant. Voor laanbomen geldt min of meer hetzelfde, maar omdat de burger weinig invloed op de keuze heeft, wordt die keuze wel dwingender. Bij verkeerde keuzes zit de burger er maar mooi mee opgescheept.
Kampje met fruitbomen aan Acht oan de Diken. (@foto: Gertie Papenburg)
Fruitbomen
In oostelijk Europa bestaat in buitengebieden op grote schaal de
gewoonte fruitbomen als laanbomen in bermen te plaatsen. Het is
bedoeld als sociale voorziening. Iedereen mag het gevallen fruit
meenemen, wat zeker voor armen een welkome voorziening is. Vooral
ook omdat veel fruit zich goed laat conserveren en men zo een
wintervoorraad kan opbouwen. Iets in die geest heeft de gemeente
ook opgezet in de nieuwste woonwijken. Aan Acht oan de Diken en in
de wijk Mûnewyk zijn enkele overhoekjes beplant met fruitbomen
waarvan buurtbewoners naar believen mogen verzamelen. Een mooi
initiatief, vind ik. Maar neem nou het vrij smalle straatje Wederik
in Molenerf-zuid. Daar staan vlak langs het asfalt perenbomen. Het
gaat om een soort die kleine vruchten heeft (doorsnede ca. 5 cm)
die weliswaar gegeten kunnen worden, maar kraak noch smaak hebben.
De talrijke vruchten vallen merendeels niet zacht in het gras maar
te pletter op het asfalt. Geen enkele winst, wel een boel smurrie
waar talrijke wespen en vliegen op af komen. Mijn advies aan de
gemeente: kappen, uithuilen en opnieuw beginnen met betere
bomen.
Perenhout is een kostbare houtsoort, dus de stammen zullen vast een
deel van de kosten opbrengen. Dat die bomen mooi bloeien en een
mooie herfstkleur hebben, weegt niet op tegen de wekenlange ellende
in de vruchttijd.
Perenboemen in bloei aan de Wederik (voorjaar). Peren op het asfalt in de herfst bederven de pret... (@foto: Sylvia Jacobi-Riepema)
Grootbladelzen
Veel subjectiever is mijn grief tegen de grootbladelzen die de
gemeente op grote schaal aangeplant heeft. Over de waarde van die
bomen valt te twisten, maar ik heb een gloepende hekel aan ze. De
Nederlandse naam grootbladels is niet officieel, zo’n naam is er
niet. Wetenschappelijk heet de boom Alnus x spaethii (spreek uit
‘alnus maal spe-tie-ie’). (foto rechts: grootbladelzen aan de
Lisdodde, @foto: Gertie Papenburg). Dat ‘maal’ zegt dat het
een kruising is. Het is in Nederland tegenwoordig de op-drie-na
meest aangeplante laanboom.
Wat maakt hem zo populair? Nou, vrijwel alle positieve
eigenschappen zijn gebaseerd op voordelen voor de groendienst. De
boom groeit op elke grondsoort, groeit snel, heeft een kaarsrechte
stam en een kroon die pas breder wordt als hij flink op hoogte is.
Het is een makkelijke boom die aan onderhoud weinig kost. Dat is
allemaal niet niks voor de gemeente(kas), maar nu de andere kant.
Allemaal van mij uit gezien dan, ik zeg het er maar even bij. De
boom heeft saai blad, niet alleen om de monotone sombere kleur,
maar ook omdat er geen insectenlarve aan wil vreten. Onze gewone
zwarte els heeft het prachtige elzenhaantje en tal van bladluizen,
maar de grootbladels heeft nauwelijks ecologische verbindingen. Dat
blad kan volgens de kwekerscatalogi ‘fraai paars’ verkleuren ‘maar
doet dat niet altijd’. In Buitenpost nooit. Het wordt alleen dof en
valt dan groen en wel op de grond. De boom bloeit al in januari
(hooikoortsseizoen met een maand vervroegd), met ‘fraaie paarse
katjes’. Nou, die ziet u niet op de gegeven hoogte. Maar als ze
afvallen ligt er een massa rommel onder de bomen in een periode
waarin dat geen biologische winst oplevert. De zaden worden volgens
diverse bronnen wel gegeten door met name sijzen, maar ik kan dat -
anders dan bij zwarte elzen – niet uit eigen waarneming bevestigen.
Woont u bijvoorbeeld aan de Lisdodde, en bent u het niet met mij
eens, dan hoor ik het graag. Maar voorlopig is mijn advies aan de
gemeente: wij hebben al meer dan te veel grootbladelzen, plant
voortaan aantrekkelijker bomen.
(@copyright: www.binnenbuitenpost.nl - 2019, tekst: Gertie Papenburg - Bibu-1909)