De vis heeft geen weet van het water. Deze uitdrukking gebruiken we wel om aan te geven dat we ons niet meer verwonderen over de meest alledaagse dingen, terwijl die vaak helemaal niet zo gewoon zijn als we (onbewust) denken. De sloten die zo talrijk aanwezig zijn in ons landschap vormen zo’n fenomeen bijvoorbeeld. Wereldwijd gezien zijn sloten zeldzaam. Om te beginnen heb je er vlak land voor nodig waar je ook nog makkelijk een schop in kunt steken, en waar water is natuurlijk. En dan moeten de bewoners die schop ook inderdaad planmatig in de grond steken! Neemt u van mij aan: ons cultuurlandschap met haar uitgebreide slotenstelsel is veel bijzonderder dan u waarschijnlijk ooit vermoed hebt. Deze keer gebruik ik m’n rubriek om u wat bewust te maken van een aantal slootsaspecten.

Nederland telt naar schatting ruim 300.000 kilometer sloot, met een concentratie - uiteraard - in laag Nederland. Buitenpost ligt in de nulmeterzone. En inderdaad bij Twijzel, Twijzelerheide, Jistrum vinden we veel minder sloten. In het verleden werden daar bij gebrek aan permanent water 'dykswallen' opgeworpen en met doornige struiken beplant om het vee te keren. Die functie heeft de sloot in onze poldergebieden, onder vele andere. Intussen heeft u misschien al een stemmetje in uw hoofd met de knagende vraag: klopt die 300.000 kilometer wel? Laten we eens naar een vrij willekeurige kilometer bij Buitenpost kijken. De willekeur bestaat er deze keer in dat mij de mooi ‘geef Fryske’ naam Bûtenpostmermieden opviel op de topografische kaart. Nou, die vierkante kilometer dan. Meer met een schattend oog dan precies nametend kom ik in die ene vierkante kilometer op minimaal 13 kilometer slootlengte! In de Rohelster polder vind je wel vierkante kilometers met meer dan twintig strekkende kilometers sloot, maar zoals gezegd, in hoger gelegen terrein zijn de sloten weer schaarser. Nederland telt heel wat ‘lage’ vierkante kilometers...

plaatje kadasterkaart 1832

Kadasterkaart Achtkarspelen 1832. Op hisgis.nl/projecten/fryslan/ is de kadasterkaart van 1832 in detail te bekijken.

Toen ik nog op het Lauwers College werkte en Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV) gaf, vroeg ik leerlingen wel eens: wat voor middeleeuwse of tenminste eeuwenoude elementen kennen jullie uit je omgeving? De antwoorden hielden meestal bij de oude dorpskerken wel op. Terwijl overal in onze omgeving middeleeuwse en zestiende- , zeventiende- en achttiende-eeuwse sloten aanwezig zijn. U ziet elke dag de eeuwen doorschemeren in ons landschap! Maar ja, de vis heeft geen weet... De Kadasterkaart van Achtkarspelen uit 1832 verwondert ons om het ongelofelijk fijnmazige stelsel van sloten. Dat vertelt een hele ontginningsgeschiedenis! Die sloten zagen er destijds wel minder strak uit dan tegenwoordig nu ze met groot materieel jaarlijks geschoond worden. Er zijn er ook heel veel sloten verdwenen, vooral omdat de boeren niet uit de voeten konden met die kleinschaligheid. Maar let wel, ook natuurorganisaties ruimen wel sloten op, omdat ze het ‘gebiedseigen’ kwel- en regenwater willen vasthouden. De sloten zijn immers ooit aangelegd met als hoofddoel water af te voeren.

kaartje kilometerhok Butenpostmerfeart

De Bûtenpostmermieden op de Topografische Atlas. Kilometerhok 207-585

En nu we het dan toch over dat water hebben, dát ‘weten’ we dan wel weer: Nederland is een waterland. Maar dat is relatief. Onze sloten en ook de grote wateren zijn ondiep. We zíen overal water, maar qua hoeveelheid valt dat nog behoorlijk tegen. Om het Bodenmeer op het drielandenpunt Duitsland- Zwitserland-Oostenrijk te vullen heb je acht keer de Nederlandse hoeveelheid (zoet) water nodig. En als u aan Egypte denkt, denkt u eerder aan woestijn dan aan water. Toch bevat alleen al het Assoean-stuwmeer dertig keer zoveel water als wij in Nederland hebben. Door de vaker optredende droge zomers kunnen we nog wel eens heel anders tegen onze ‘waterrijkdom’ gaan aankijken. Ecologisch gezien is ondiep water overigens rijker dan heel diep water. Want dat is een grote waarde van onze sloten: de vegetaties en de fauna met vissen, insekten, amfibieën en zo voort. Terzijde, als u binnenkort ’s een sloot ziet met massaal ‘pinksterbloemen’ in het water, dan ziet u Waterviolier. Die heet in het Fries inderdaad ‘Wetterpinksterblom’. Waterviolier gedijt in kwelwater.

Nog een laatste punt over sloten. Toen ons gezin in 1982 in Buitenpost kwam wonen, was het fierljeppen nog behoorlijk populair onder de jeugd. Ik herinner me nog heel goed hoe mijn oudste zoon blakend van trots thuiskwam omdat hij de Mounesleat gehaald had. Dat gold destijds toch als een soort van initiatie: als\ je dát kon dan hoorde je er bij. In het voorjaar stonden bij de gereedschapswinkel van Van der Veen een flink aantal polsstokken tegen de gevel. Ik zie nooit meer jeugd de velden in trekken. Ze weten misschien niet wat ze missen, maar de jeugd heeft een prachtige traditie verloren.