Van februari tot april is het de tijd van de stinzenplanten. Dit zijn verwilderde, vroegbloeiende tuinplanten in landgoedachtige omgevingen. De meeste groeiplaatsen dateren uit de late achttiende en de negentiende eeuw. In die tijd lieten de rijke bewoners van ‘aanzienlijke’ huizen en buitenplaatsen tuinen aanleggen die enerzijds fraai waren en hun status uitdrukten, en die anderzijds deels natuurlijk moesten ogen. Daarbij hoorden bijzondere planten, van sinaasappelbomen en ananasplanten tot bijzondere bolgewassen uit zuidelijker streken.

Een in Fryslân zeer gewaardeerde tuinontwerper was Lucas Roodbaard (1782-1851), die o.a. het parkbos rond Fogelsanghstate in Veenklooster heeft ontworpen. Aanvankelijk werden door de allerrijksten kosten noch moeiten gespaard, maar in de loop der tijd werd het tuinonderhoud door alle benodigde personeel toch vaak te begrotelijk en ging men meer over op wat we wel ‘wild gardening’ noemen. Echte exotische planten ruimden het veld, maar een aantal van die tuinplanten bleek goed stand te kunnen houden toen er minder aandacht aan besteed werd, met name op kleigronden. Zo ontstonden fraaie, heel natuurlijk ogende tuinen en parken. Voor gegoeden maar niet echt rijken was dit stadium an sich al nastrevenswaardig. Rondom de Schierstins in Feanwâlden groeiden ook een aantal van deze soorten en die werden in het dorp op z’n Fries ‘stinzeplanten’ genoemd. Die term werd door dr. Jacob Botke in 1932 vermeld in zijn boek De Gritenij Dantumadiel en later is deze als leenwoord uit het Fries overgenomen in het Nederlands. ‘Stins’ is de verkorting van ‘steenhuis’, meervoud ‘steenhuizen’. Je zou dus verwachten dat je ook ‘stinzen’ (met een z) zou spellen, maar in het Nederlands is uiteindelijk gekozen voor de vorm ‘stinsen’. Toen in 1995 nieuwe spellingregels de zogenaamde tussen-n regelden, werd het ‘stinsenplanten’. Persoonlijk weiger ik me te voegen naar die vorm met s, dus leest u hier: stinzenplanten.

foto van japans hoefblad bij het zwembad

De groeiplaats van Japans hoefblad bij de Kûpe. (@foto: Sylvia Jacobi-Riepema)

Dit is een nogal technische inleiding voor een verschijnsel dat we in Buitenpost ook nog niet of nauwelijks tegenkomen. Natuurlijk zijn er ook in Buitenpost mensen die in hun tuinen stinzenplanten koesteren - ik behoor zelf tot hen – maar van historische stinzenlocaties hebben we er in Buitenpost (nog) maar één, in een zeer soortenarme versie: het Jeltingahuis. Daar bloeien in het grasperk vóór het huis de landelijk zeldzame boerenkrokussen (Crocus tommasinianus) en de minder zeldzame bonte krokussen (C. vernus). Wat dat betreft is Kollum beter af, daar bevindt zich de soortenrijkste stinzentuin van Fryslân: de Notaristuin, ook een Roodbaard-tuin, tegenwoordig geafficheerd als Philippus Fenne. En toch hebben we in Buitenpost een interessante groeiplaats van een soort die niet tot de kern van de stinzenplanten wordt gerekend, maar niettemin regelmatig in stinzenmilieus wordt aangetroffen. Zuidelijk van het zwembad De Kûpe staat in een gemeenteperk al tenminste zolang als ik in Buitenpost woon (sinds 1982) Japans hoefblad. Het is nauw verwant aan het bekende groot hoefblad. De bloeiwijzen komen al in januari-februari boven de grond, maar ze bloeien pas volop in maart-april met crème-witte bloemen boven een stengel met grote ‘schubbladen’. De echte bladeren komen ná de bloei boven de grond en groeien uit tot wel meer dan een meter in doorsnee. In wat drogere perioden in de zomer gaan de bladeren overdag slap hangen, wat beslist geen fraai gezicht oplevert. In de nacht trekken ze gewoonlijk weer bij. In de afgelopen twee droge zomers zijn veel van de bladeren zelfs afgestorven, maar de planten beschikken over zulke krachtige wortelstokken, en de klei waar ze in staan blijft toch kennelijk zo vochthoudend, dat ze in het voorjaar gewoon weer present zijn. Wat ook helpt, is dat de groeiplaats in het voorjaar weliswaar licht is doordat er dan nog geen blad aan de omringende bomen en struiken zit, maar dat ze ’s zomers in de volle schaduw staan. De bloemen zijn voor insecten zoals hommels een vroege bron van voedsel. Overigens dienen in Japan, waar deze plant inheems is, de bloeiwijzen als ze nog niet bloeien ook wel aan mensen tot voedsel. Ze smaken enigszins bitter, zoals witlof.

foto van bloeiwijzen van het japans hoefblad

Bloeiwijzen van Japans hoefblad in de knop. (@foto: Sylvia Jacobi-Riepema)

Natuurlijk heb ik me afgevraagd hoe deze planten hier zijn gekomen. Was hier vroeger een aanzienlijk huis? Het antwoord is nee. De vroegere houtmolen stond een stukje zuidelijker, aan de andere kant van wat tegenwoordig de Bernhardlaan is. Het zal wel gewoon gaan om een plant die in de jaren zeventig bij de bouw van het zwembad (min of meer toevallig?) is aangeplant en al die tijd standhoudt zonder dat er bijzondere verzorging aan besteed wordt. Niks historisch stinzenmilieu, maar wel een ‘nijskjirrige’ groep planten. Een voorjaarscadeautje voor wie daar aardigheid in vindt.

foto bloeiend japans hoefblad

Groot hoefblad. (Bron: Peter Meininger, Verspreidingsatlas.nl.)