Men kan niet twee maal in de zelfde rivier stappen, is een klassieke filosofische uitspraak. Over deze uitspraak is heel wat geschreven, maar in de kern komt het er op neer dat het ‘raamwerk’ (de rivierbedding) vrij constant is, maar dat tegelijkertijd van alles verandert: het water, de seizoenen, noem maar op. Ook in de natuur is alles voortdurend in beweging. Wij zijn al gauw geneigd om alleen de achteruitgang te zien, van alles verdwijnt. En als er al iets toeneemt, wordt dat niet zelden als negatief gezien (steeds meer vossen en steenmarters, bijvoorbeeld). En zulke zaken zijn al meer dan een eeuw op verontrustende wijze inderdaad het geval, maar er zijn ook opkomende zaken die niet per se negatief zijn of die onze natuur verrijken. Deze aflevering vertel ik over een viertal (mogelijke) aanwinsten in ons dorp.

Grote bonte specht

foto van de grote bonte spechtDe grote bonte specht doet het opmerkelijk goed. Zijn karakteristieke roffel is op steeds meer locaties in ons dorp te horen. Sowieso doet hij het in heel Nederland goed: de soort is in ruim twintig jaar in aantal verdubbeld van circa 45.000 naar 90.000 territoria. De oorzaak daarvan is het toenemende aantal bomen. Het bosareaal in Fryslân is sinds circa 1950 meer dan verdubbeld. En dan hebben we het nog niet eens over bomen buiten het bos: langs wegen en in tuinen bijvoorbeeld. De grote bonte specht neemt met relatief weinig bomen al genoegen. In de gemiddelde woonwijk vindt de vogel al voldoende houtopstand van zijn gading. Genoeg bomen moeten wel een leeftijd van ten minste pakweg 40 jaar hebben, en dat is precies wat in diverse wijken bij ons het geval is. Van de omgevingen van de Ring, de begraafplaats aan de Kuipersweg, het gemeentehuis en het moerasbosje aan het Pijlkruid heb ik waarnemingen of meldingen. Er zijn vast nog meer plaatsen. Persoonlijk geniet ik van een spechtenpaar aan het Pijlkruid. Wij voeren in onze tuin ook in de zomer, met behulp van pindasilo’s. In de zomer van 2019 was daar een aantal keren een spechtenfamilie (twee ouders, drie jongen) te gast. Prachtig! De vogels foerageren hoofdzakelijk in boomkruinen, bijvoorbeeld in de eiken langs de Bernhardlaan. ’s Winters zoeken ze spinnetjes en dergelijke in de schors van boomstammen en zijn ze vaste gast op voederplaatsen met pinda’s. Mijn zoon, die aan de Kornelle woont, is minder enthousiast over deze soort. Ze gebruiken de houten wand van zijn garage als roffelplek. Hij heeft al zes planken moeten vervangen. Tja…

Roerdomp

foto van roerdompDeze moerasvogel (foto rechts:@ CC BY-SA 3.0, wikimedia.org) broedt natuurlijk niet in ons dorp, maar al een paar jaar is zijn gehoemp in onze wijk, Molenerf-Zuid, op stille ochtenden te horen. Tot voor kort was dat vooral op zondagochtenden het geval als er weinig verkeer reed op de rondweg, maar in deze coronatijden met alle dagen weinig verkeer hoor ik ze door de hele week heen. Er broeden meerdere ‘paren’ in de Twijzelermieden, in overjarig riet en lisdoddevegetaties. De aanhalingstekens rond paren moet ik toelichten: de roerdomp staat er om bekend dat mannetjes niet zelden meerdere vrouwtjes ‘onderhouden’, dus misschien hebben we verschillende haremlocaties. Het geluid van de roerdomp (hoe-oemp, hoe-oemp) draagt bij stil weer heel ver. De dichtstbijzijnde locatie, ten zuiden van de Twijzeler Tsjerkebuorren, ligt op ongeveer een kilometer van onze wijk. De roerdomp is een zeldzame vogel. In heel Nederland ging het rond 2015 om ongeveer 350 broedgevallen. In Noordoost-Fryslân doen ze het goed door aangepast beheer, in ons geval dus door Staatsbosbeheer. De Houtwiel bij Broeksterwoude behoort met 7 of 8 territoria op 100 ha (2011) zelfs tot de roerdomphotspots in Nederland

Glanzige ooievaarsbek

foto van plant glanzige ooievaarsbekIn een perk aan het Wollegras bloeien dit jaar een flink aantal exemplaren Glanzige ooievaarsbek (foto rechts, @Sylvia Jacobi-Riepema). Deze soort bereikte van oudsher in Nederland haar uiterste noordgrens. Hij kwam zeldzaam voor in het Hollandse duingebied, in de provincie Utrecht en in uiterst oostelijk Groningen. Maar de laatste decennia breidt de soort zich mogelijk als gevolg van de klimaatopwarming enorm uit, vooral in westelijk Nederland en in een ruim gebied in en rond de stad Groningen. Hij is inmiddels bekend van 450 locaties. En nu is hij dus ook in Buitenpost gearriveerd.

Eenbloemige veldkers

foto van plant nieuwzeelandse veldkersDe pinksterbloem kennen we allemaal, het is de bekendste vertegenwoordiger van het geslacht Cardamine, veldkers. Niet de meest voorkomende vertegenwoordiger, want dat is de kleine veldkers. Dat is een onkruidje dat in werkelijk elke tuin en alle bebouwde gebieden voorkomt. In 2002 trof ik in onze tuin een wonderlijk veldkersje aan. Ik kreeg hem niet op naam, maar in 2008 wist een floristische kennis wat het was: Cardamine corymbosa, die nog geen Nederlandse naam had. Anders dan kleine veldkers heeft hij maar één bloem per bloeistengel, en dat bloemetje is dan een flinke slag groter dan van de kleine veldkers. Hij werd provisorisch eenbloemige veldkers gedoopt. Onze tuin was de tweede bekende groeiplaats in Fryslân (na Noordwolde) en de derde in Nederland. Het bleek te gaan om een Nieuwzeelandse soort die onbedoeld met kwekerijplanten naar België en Nederland meegekomen was. Dat komt tegenwoordig veel voor en strekt lang niet altijd tot vreugde. Maar dit bloemetje is zo aandoenlijk en onschuldig. Het is inmiddels mijn lievelingsonkruidje. Inmiddels zijn er 128 locaties bekend in Nederland. Jammer dat de Belgisch-Nederlandse commissie voor plantennamen hem sinds kort omgedoopt heeft tot Nieuwzeelandse veldkers. Z’n provisorische eerste naam vond ik sprekender.