De aanleiding was onschuldig. Het leek ons als de redactie van dit blad leuk een foto te maken van de Kerkstraat, maar dan uit vogelperspectief. De plek waar dit het beste gerealiseerd kon worden lag eigenlijk voor de hand. De toren van de Nederlands-Hervormde kerk: het Rijksmonument dat zijn naam aan de straat gaf; al was het in vroeger tijd wel: de Kerkelaan. Met de vriendelijke medewerking van de kosteres werd op een late namiddag in november een expeditie van drie, de schrijver, de fotograaf en zijn assistente, de reis omhoog aanvaard.

foto uit de toren van mariakerk

Het is eigenaardig dat zelfs bijzondere plekken na er vaak aan voorbij te zijn gegaan niet meer opvallen. Toch heeft de toren altijd een dominante plaats gehad, en eigenlijk nog steeds, in de platte 'sky-line' van het landelijke Buitenpost. Bij het openen van het piepende toegangshek komt als het ware het aroma van tijd, veel tijd, je tegemoet. Veel generaties Buitenposters liggen, gerangschikt in de traditionele oost-west richting, om de kerk heen op het einde der tijden te wachten. De opschriften van de grafstenen laten bekende namen zien, maar dan van honderd jaar of langer terug. De buitenkant van de toren en de kerk kunnen, eigenlijk als enig bouwwerk in ons dorp, bij mij een sterk gevoel van massiviteit en standvastigheid oproepen. Bij het bouwen ervan was dat vast ook de bedoeling.

Een hele klim

Met het ondergaan van de zon en het daardoor nog slechtere vale novemberlicht, krijgen wij haast om de toren te beklimmen. Het eerste stuk stenen trap is eenvoudig. Op de eerste verdieping treffen wij het houten uurwerkhuisje aan en, tot onze verbazing, als verder transportmiddel omhoog een lange houten ladder. In mijn verbeelding had ik mij vooraf een schijnbaar oneindig wentelende enge stenen trap omhoog voorgesteld, maar die was waarschijnlijk te duur. We overwegen dat hoogtevrees voor de bouwers van de toren ook een onpraktische vorm van luxe was en dus volgen wij manmoedig in hun voetstappen. Na de eerste ladder volgt een tweede en dan weer een volgende en weer een volgende. Stof en steenslag dwarrelt ons tegemoet. De zware muren laten zien dat de toren in haar geschiedenis een steeds voortdurend bouwproject is geweest. Dichtgemetselde ramen, oude stenen, nieuwe stenen daar weer bovenop en verschillende metselstijlen zijn het bewijs daarvan. De volgende etages zijn niet meer dan lege, stoffige, houten vloeren die her en der wantrouwig kraken. Handgrepen en reddingslijnen ontbreken. Bovendien is de hoop vergeefs dat we onderweg een geschikt open raampje kunnen vinden om de fotoklus vroegtijdig te kunnen klaren. De aanblik door de trapsgaten naar beneden is vanaf elke antieke ladder weer griezelig. Bovendien wringen onze 20e eeuwse lijven zich ook nog eens vast moeizamer door de beperkte ruimtes dan die van de bouwers ervan. Gezelschap van muizen, spinnen en ander ongedierte onbreekt tot onze blijdschap, maar tegen de verwachting in. De laatste extra steile trap leidt naar een zwaar deksel die de betonnen vloer op de hoogste etage afsluit. Frisse lucht komt ons tegemoet als we het openen en in het werkvertrek van de luidste stem van Buitenpost aankomen: de torenklok die in 1957 geïnstalleerd werd. De galmgaten zijn, tegen de vogels en vleermuizen, met metalen gaaswerk afgesloten. De ruimte tussen de zich daarin bevindende schotten is maar smal en maakt een echt mooie overzichtsfoto van het dorp praktisch onmogelijk. Ik bedenk dat het voor de Duitse bezetters in de Tweede Wereldoorlog geen belemmering was om er een uitkijkpost te vestigen. Volgens pake's verhaal werden van hieruit de onderduikers in de Buitenposter Mieden ontdekt en bij de daarop volgende razzia belaagd. Bij dat incident sneuvelde een treinstaker en een andere onderduiker.

De inscriptie in de klok geeft ook een hint naar die donkere periode. Een bronzen voorganger van het huidig exemplaar werd in 1943 geconfisqueerd om omgesmolten te worden in de Duitse oorlogsindustrie. Eendrachtig handelen van de dorpsgemeenschap na de oorlog zorgde voor een nieuwe klok. Deze was ook geen lang leven beschoren en sneuvelde bij de torenbrand van 1956 (daarna werd ze opnieuw gegoten). Er herinnert overigens verder niets aan dat moment waarbij de torenspits een grote fakkel van vuur was, waar met menig buitenposter met angstige ogen naar zat te kijken. Het dak van de toren werd in de jaren daarop opnieuw gerestaureerd, maar dan iets spitser. Harrie, de fotograaf, kijkt met verbazing naar een ontsierende scheur in het kloklichaam dat in een simpele stalen stoel hangt. We spreken af de verantwoordelijke personen daarvan op de hoogte te brengen. In het schemer is de sfeer in de oude klokkenkamer er één als om in een kerstkado te verpakken. Maar heel vaag dringen de dorpsgeluiden op 40 meter hoogte door en het uitzicht is best wel bijzonder. Het is overigens bijna vier uur en zonder verdere bespiegelingen besluiten we te vertrekken, want wij vermoeden dat het uurgeluid van de klok oorverdovend zal zijn. Het daaropvolgende afdalen via de ladders blijkt opnieuw een onverminderde uitdaging en het oeroude advies getrouw richten wij onze blik daarom zoveel mogelijk omhoog. Weer op de eerste verdieping aangekomen ontdekken wij, bij het nader in ogenschouw nemen, diverse handschriften op het uurwerkhuisje. Buitenposters en werklui hebben in de loop van veel voorbije jaren een momento van zichzelf in het door de tijd verkleurde hout achtergelaten. Het uurwerk zelf blijkt een ingewikkeld geheel van grote tandraderen, stangetjes en kettingen. Een paar kleine handwijzertjes vertellen de tijd.(Foto onder)

klokwerk mariakerk

Erop of eronder

Na praktisch bovenin te zijn geweest, willen we ook nog even onderin kijken. Met grote afstand is het het oudste bouwprodukt in Buitenpost. Het onderste deel van de toren is waarschijnlijk uit de 12e of 13e eeuw. Honderden jaren geleden, tijdens de Tachtigjarige oorlog, hebben Spaanse soldaten hier nog vertoefd en het afbranden van de toenmalige kerk veroorzaakt. De muren van de kelder zijn bijna twee meter dik, dragers van de 35 meter steen daarboven op. De typische, zware en ietwat benauwde sfeer voel ik indringend. Misschien hebben de misdaders die in de 19e eeuw in dit provisorische 'huis van bewaring' wel onderdak kregen, als ze op reis waren van Leeuwarden naar Groningen of andersom, daar wel aan bijgedragen. Nu zit op de zondagen de zondagsschool hier op een andere wijze de zonde te overdenken. De verleiding om ook nog even in de kerk zelf te kijken is groot, maar daar hebben wij eigenlijk geen tijd meer voor. Typisch 20e eeuws. Als ik de kerkdeur achter mij dichttrek heb ik het gevoel weer in het heden te stappen.