Antje Siccama rond 1910In dit artikel staat centraal de persoon van Antje Louws Sikkama (1848-1913, foto rechts, met haar hond achter het Jeltingahuis) die trouwde met Jacob Durks Kuipers (1841-1906). Dit echtpaar is de geschiedenis ingegaan, als het paar dat in 1877 het Jeltingahuis liet bouwen. Vooral zal aandacht worden besteed aan de levensloop van de grootouders van vaderszijde van Antje en haar ouders, ook wonende te Buitenpost.

In 1830 werd in ons land de eerste volkstelling gehouden en de opgespoorde gegevens van de bewoners op een bepaald adres noteerde men per dorp in volkstellingregisters. Het register van Achtkarspelen (een groot boek met een harde zwarte omslag en grote geschreven letters) is nog te raadplegen. Aangekomen in Buitenpost op huisnummer 28, schreef men het volgende op: Het gezinshoofd was Elze Louws Sikkama, 37 jaar, geboren te Burum, brander van beroep, die was gehuwd met Antje Cornelis Kuipers, 41 jaar, geboren te Buitenpost. Kinderen: Louw en Renskje 14 jaar, geboren te Gerkesklooster, Cornelis, 9 jaar, en Jakob, 6 jaar, beiden geboren te Buitenpost. Inwonend op dit adres twee boerenknechten van respectievelijk 28 en 14 jaar en een dienstmeid, oud 38 jaar. Het hoofdberoep van Elze Louws was brander. De lezer zal zich nu wellicht afvragen wat dat was. We kunnen wel aannemen dat dit brandewijn- of jeneverstoker was. In een 18e eeuws belastingregister (rëeelkohier) is na te gaan at op deze plek ook al een "Stoker der hete wateren" woonde. Dit was dus wel een heel treffende naam voor hetzelfde beroep. Op de kadasterkaart (1832) van ons dorp kunnen we zien waar het gezin en het inwonend dienstpersoneel van Sikkama woonde en dan komen we terecht op de plek waar nu het appartementencomplex 'de Bouwhof' staat, op de hoek Voorstraat-Herbrandastraat. Hier stond de boerderij met de naam 'Bouwwijk', waar vele jaren families Sikkama hebben gewoond. Het oorspronkelijke woonhuis (zie foto) heeft er tot de jaren negentig van de vorige eeuw nog gestaan. De schuur en andere bijgebouwen zijn al veel langer geleden afgebroken.

Brandschuur

Opmerkelijk is dat in het belastingregister uit de 18e eeuw (Floreenkohier) als landnaam op deze locatie, de naam 'Brandschuur' is vermeld. Kennelijk was er dus een apart gebouw waar 'het branden' plaatsvond. Verder zien we op eerder genoemde kadasterkaart dat deze Sikkama op deze plek eigenaar was van: "een huis met brandery, een tuin, een boomgaard en een laan". Verder bezat hij aangrenzend drie percelen weiland en een perceel bouwland. Naast zijn jeneverstokerij runde hij met zijn knechten een boerenbedrijf. Verder had hij land in eigendom in Burum, want in 1849 verhuurde hij twee percelen land voor de periode van vijf jaren voor f 224,- per jaar aan de Burumers Jan Durks Kiestra en Jacob Louws Wiersma. In 1865 volgde de aankoop van een stuk 'weidland' te Buitenpost voor f 1700,- van Harke Hendriks Stiksma, wonende te Eestrum. Ook een bron van inkomsten was het uitlenen van geld tegen een bepaalde rente. Wytze Barteles Postma te Gerkesklooster leende in 1867 een bedrag van f 3000,-. Uiteraard stond hier een bepaalde zekerheid of borgstelling tegenover, die in de notariële akte stond vermeld. Zoals we verder in dit artikel zullen zien, hielden zijn nazaten zich ook veelvuldig hiermee bezig. Vanzelfsprekend was dit alleen mogelijk voor lieden met het nodige kapitaal. Na het overlijden van de grootouders van Antje, na een zoon Jacob, het bedrijf op 'De Bouwwyk' over. Waarschijnlijk werd er toen niet meer brandewijn of jenever gestookt.

Ouders van Antje Sikkama

Dit waren Louw Elzes Sikkama (1814-1876), landbouwer te Buitenpost en Aedske Aedsges Siccama (1817/1818-1883). Op het kohier van de hoofdelijke omslag van het dorp Buitenpost (1877) is te zien dat moeder Aedsge, die dan weduwe is, woont in de Kerkelaan. Het tarief van deze belasting was destijds naar draagkracht ingedeeld in verschillende klassen, die liepen van nummer 1 tot en met 21. Antje haar moeder werd als enige aangeslagen in klasse 16. Vier Buitenposters moesten nog meer betalen, te weten notaris Beekhuis, de weduwe van Durk Kuipers, V.A.V. van Haersma de With en W.A. van Bruggen die op Nijenstein woonde. Deze mevrouw Sikkema-Siccama kon dus worden gerekend tot één van de rijkste inwoners van het dorp.

Antje Sikkama

Zij werd geboren op 15 februari 1848 te Buitenpost en was enigst kind na het overlijden van een broer op 16-jarige leeftijd. Op een gegeven ogenblik kreeg zij verkering met Jacob Kuipers (1841), zoon van Durk Kuipers, houtkoper en Eltje Romein, die op de Bakkershoek aan de Voorstraat woonden. Jacob en Antje behoorden niet alleen tot ongeveer gelijkwaardig-vermogende families, maar waren ook nog aan elkaar verwant. Haar hiervoren genoemde grootmoeder Antje Cornelis Kuipers, kwam uit dezelfde familie Kuipers. Het jonge stel kreeg trouwplannen en de huwelijksdatum werd bepaald op 22 juni 1870. Maar een dag eerder op 21 juni 1870, kunnen we lezen dat ten huize van de ouders van de bruid, de notaris Christiaan Houdijn Beekhuis, residerende te Buitenpost, met twee getuigen verscheen voor het opmaken van het huwelijkscontract. Het was dus de bedoeling dat er, wat men noemt huwelijkse voorwaarden, zouden worden opgemaakt. verder staat in de akte geschreven: "De bruidegom, 29 jaar en de bruid 21 jaar, hierbij aanwezig, verklaarden omtrent hun voorgenomen huwelijk te hebben gemaakt en bij deze vast te stellen, de volgende voorwaarden:

  • Artikel 1. Er zal tusschen de aanstaande echtgenooten slechts een gemeenschap van winst en verlies en alzoo van de gemeenschap zijn en blijven uitgesloten zoowel de goederen en schulden hun ieder op den dag van hun huwelijk behoorende, als die welke gedurende hetzelfde door hun bij erfvolging, gift of legaat mogten worden verkregen.
  • Artikel 2. De aanstaande echtgenooten brengen wederzijds ten huwelijk aan hunne kleederen en lijfstoebehooren met inbegrip van het gemerkte goud en zilver, juweelen en kleinodiën, enzovoorts.
  • Artikel 3. Door de aanstaande echtgenooten wordt voorts ten huwelijk aangebragt aan contanten: door den comparant Bruidegom de som van drieduizend vijfhonderd gulden en door de comparante bruid gelijke som van drieduizend vijfhonderd gulden. Na voorlezing van de akte zette men de nodige handtekeningen.

Trouwerij

Nu was de grote dag voor Jacob en Antje gekomen. Op het grietenijhuis van Achtkarspelen in Buitenpost, destijds nog gevestigd aan de Voorstraat, later Gerbozalen of 'het huis met de pilaren' genoemd, werd het het huwelijk gesloten. In de opgemaakte huwelijksakte werden de getuigen genoemd. Op deze manier komen we op de hoogte van een aantal familieverhoudingen, hun beroepen, woonplaatsen, enzovoort. In totaal waren er vier getuigen en wel de volgende:

  • 1. Willem Durks Kuipers, 26 jaar, landgebruiker te Buitenpost, oom vaderszijde van de bruidegom
  • 2. Enne Edsges Siccama, 51 jaar, landbouwer te Oudwoude, oom moederszijde van de bruidegom.
  • 3. Sytze Greidanus, 26 jaar, medecine doctor te Buitenpost, schoonbroeder van de bruidegom.
  • Meester Jan Jacob Kuipers, 31 jaar, griffier bij het kantongerecht te Heerenveen, wonende aldaar, volle broeder van de bruidegom.

Hoe verder het huwelijksfeest is verlopen, weten we niet, maar in ieder geval ontbrak het geld hier niet voor. Beide families waren zeer vermogend, zoals later ook in dit artikel zal blijken.

Enige erfgename

Na hun huwelijk ging het jonge paar wonen in Buitenpost aan de Voorstraat op de Bakkershoek, naast de moeder van Jacob, mevrouw Eltje Kuipers-Romein. Zeven jaar later, in 1877, liet het echtpaar het Jeltingahuis in dit dorp bouwen. Tot hun overlijden zijn ze hier blijven wonen. Antje haar vader stierf in 1876, de moeder volgde in 1883. Op 13 mei 1881 verschenen moeder en dochter ten kantore van notaris Heringa te Augustinusga om een akte 'van scheiding en deling' te laten opmaken. In deze akte kunnen we lezen waaruit het bezit ook nog oorspronkelijk afkomstig is van de grootouders en nog oudere generaties Sikkama. Behalve de boerderij 'Bouwwijk', waren er elf percelen weiland en twee zitplaatsen in de dorpskerk, aan onroerende goederen. De boerderij werd als volgt in de akte omschreven: "Eene Heerenhuizinge met schuur, erf en tuin, hovinge en afzonderlijk staand hok of lytshuis, "Bouwwijk" genaamd, staande en gelegen ten noorden van- en aan den straatweg te Buitenpost, kadastraal bekend gemeente Buitenpost, sectie A, nummer 1184, huis groot...", enzovoort, gewaardeerd op f 6000,- De 'weidlanden' taxeerde men op in totaal f 26.730,-. Nauwkeurig staat alles, zoals de oppervlakte, de kadastrale ligging en in veel gevallen de landnaam in de betreffende akte vermeld. Sommige namen zijn nog afkomstig uit de floreenkohieren, die voor de grondbelasting in de 18e en 19e eeuw werden opgemaakt. De percelen met een naam zijn de volgende:

  • 'Dopfenne', nabij de Tjoele onder Augustinusga
  • 'Kekkemoei drie', tussen de Straatweg en het Oost onder Buitenpost
  • 'Bokkewier', ten noorden van de spoorweg onder Buitenpost
  • 'De Perupolle' en de 'Ype zes', ook in het Oost van Buitenpost

De overige weilanden waren tevens in het Oost en op het Uitland onder Buitenpost te vinden. Andere bezittingen (totaal f 130,-) waren een 'mannenzitplaats' en een 'vrouwenzitplaats' aan den zuidoostkant van de kerk der Hervormde Gemeente te Buitenpost en wel tegenover de preekstoel. De plaatsen (de tweede vanaf de ingang van de bank) vond men niet naast elkaar, want de mannen en vrouwen zaten destijds gescheiden. In 1856 waren deze zitplaatsen op een publieke verkoping voor f 210,- aangekocht. Vervolgens staan de volgende eigendommen in de akte vermeld:

Roerende Goederen

  • Meubelen, huisraad, goud en zilver, boerengereedschappen, melkers en stalgereedschappen, rijtuig, levende have (f 3605,56)
  • Effecten, met inbegrip van de inkomsten hieruit, waarde f 47.276,-
  • Schuldvorderingen. Zoals ook de voorouders deden, leende men geld via een notaris aan particulieren. In totaal waren dit dertien stuks voor een bedrag van in totaal f 18.730,-. De 'schuldenaars' kwamen veelal uit de omgeving, bijvoorbeeld Engwierum, Kollumerzwaag, Harkema-Opeinde, Surhuizum, Augustinusga en Kootstertille.
  • Contanten. Hiervoor werd een bedrag van f 24.545,- aangegeven.

Testament

In 1881 (Antje was nog maar 33 jaar oud) liet zij haar eerste testament opmaken. Zij was er destijds al mee bezig om na haar dood het omvangrijke bezit en kapitaal te verdelen. Misschien wist zij toen reeds dat het huwelijk met Jacob Kuipers (overleden in 1906) kinderloos zou blijven. Na deze uiterste wil zouden nog vier volgen; de laatste in 1908, waarbij alle vorige werden herroepen. Twee testamenten had zij eigenhandig geschreven. Zo verschenen op 27 juni 1908 op het Jeltingahuis, waar zij woonde, notaris Sickler van Buitenpost met twee getuigen om een testament op te maken. In beknopte vorm volgt hierna de inhoud: Vijf kinderen van familieleden (tantezeggers) werden begunstigd met ieder een legaat van f 2000,-. Een legaat met hetzelfde bedrag was bestemd voor Renskje Bottema te Buitenpost. Verder had Antje Kuipers-Sikkama nog aan twee goede doelen gedacht, dit waren het 'Doofstommen Instituut te Groningen' en de Vereeniging 'Het Diakonessenhuis te Leeuwarden' gevestigd aan de Noordersingel aldaar. Deze instellingen zouden elk f 1000,- ontvangen. Verder bleek dat mevrouw Kuipers voor het onderhoud van drie graven betaalde op het kerkhof te Oudwoude, waar familie van haar was begraven. Zij wenste dat na haar dood dit onderhoud werd voortgezet en in verband hiermee kunnen de volgende clausule in de akte lezen: "Ik legateer aan de Kerkvoogdij der Nederduitsch Hervormde Gemeente van Oudwoude, eene som van een duizend gulden, onder verplichting om voortdurend en geregeld te onderhouden de graven en de daarop liggende Steenen op het Kerkhof te Oudwoude, zijnde nummers twaalf, dertien en veertien in regel veertien. De Kerkvoogdij zal ten beloope van de gelegenteerde som moeten aankoopen eene Inschrijving op het Grootboek der twee en een half percents Nationale Schuld". Het was dus niet de bedoeling dat het bedrag rechtstreeks in de kas van de kerkvoogdij werd gestort. Er moest als het ware een onderhoudsfonds worden gevormd.

Verdere bepalingen

Ook werd gedacht aan het personeel dat op het Jeltingahuis had gewerkt en dit werd door de notaris als volgt in het testament vastgelegd: "Aan diegenen van mijn dienstpersoneel, die op het oogenblik van mijn overlijden zullen blijken na het overlijden van wijlen mijn echtgenoot minstens drie achtereenvolgende jaren in mijn dienst te zijn geweest of te zijn geweest, eene som van een honderd gulden voor ieder dienstjaar, zoodat voor drie jaren drie honderd gulden, voor vier jaren vier honderd gulden, zal worden uitgekeerd, enzovoort". Dan komen we bij het onderdeel 'mijne lijfpracht'. Hiertoe behoorden 'de lijfsieradiën en kleinodiën, benevens al het oud porcelein en de goud- en zilverwerken, met inbegrip der oude munten'. Deze werden gelegateerd "ieder voor een gelijk gedeelte aan zeven met name genoemde dames uit de familie, waarvan één was getrouwd met een burgemeester en een ander met een arts". Het zou interessant zijn te weten op welke wijze deze deftige dames destijds tot een gelijke verdeling zijn gekomen.

Zestien erfgenamen

In het laatste deel van het testament werden de "eenige erfgenamen" genoemd. Dit waren er zestien in totaal en allemaal familieleden met onder andere de achternamen Kuipers, Greidanus en Hellema. Deze personen konden dus ieder aanspraak maken op een zestiende deel van de nalatenschap. Een opsomming van alle eigendommen, kapitalen, en dergelijke, is te vinden in een andere notariële akte, de zogenaamde 'inventaris'. Om alles op te schrijven waren maar liefst vijftig dichtbeschreven foliovellen nodig. Aan het slot van de akte valt te lezen: "Ik benoem tot uitvoerders van mijn uitersten wil, beredderaars van mijnen inboedel en bezorgers mijner begrafenis met de macht tot inbezitneming mijner nalatenschap en onder toekenning eener belooning van ieder hunner van vijf honderd gulden: 1e den heer Meester Jan Jacob Kuipers, Kantonrechter te Utrecht en 2e den heer Meester Hendrik Willem Hellema, Notaris te Dantumawoude".

familie Kuipers op het bordes van Jeltingahuis 1910

Verschillende leden van de familie Kuipers op het bordes van het Jeltingahuis rond 1910. Helemaal achteraan staat Durk Kuipers jr.

Tenslotte

Vijf jaren na het opmaken van haar laatste testament, kwam er in de zomer van 1913 een einde aan het leven van Antje Kuipers-Sikkama, dat 65 jaar had geduurd. In het voorjaar van 1914 ging het Jeltingahuis en al haar bezittingen over in andere handen.