“Er gaat een gerucht, dat”… en dan volgt een verhaal waarvan niemand weet of het waar is. Een gerucht is twijfelachtig en kan veranderen. In de loop der jaren kunnen details afslijten en/of overdreven worden. En tenslotte verdwijnt het in de vergetelheid, waarmee dan ook een eventuele kern van waarheid verloren gaat. Zo ontstond er na de oorlog ook het gerucht over een ondergrondse gang in ons dorp. Verscheidene inwoners hadden er wel van gehoord, maar waren niet op de hoogte van het hoe en wat. Waar was die gang nu precies? Was het niet van de dokterswoning aan de Stationsstraat 19 naar de woning van Terpstra aan de Julianalaan 30? Beide adressen waren wel middelpunten in de illegaliteit en gaven daardoor aanleiding om het in die richting te zoeken. Maar ook hierover hadden de direct betrokkenen weinig of niets verteld. Zeventig jaren na dato kan een enkeling je nog vertellen dat er “zo iets geweest is”. Het naspeuren van een aantal details maakte het alsnog mogelijk de laatste restanten van de werkelijkheid van dit gerucht met de illegale activiteiten daar omheen te bewaren.

dokter Johan van der Kam In de oorlogsjaren woonde aan de Stationsstraat 19 het gezin van dr. Johan Piet van der Kam (foto rechts) en Theodora Elshove met hun vier kinderen Pieter, Joke, Paul en Thea. Vanuit zijn innerlijke overtuiging werd Van der Kam een fervent bestrijder van de bezetter, een man van het eerste uur. Al vroeg in de bezetting kreeg hij contact met Wim Speelman, student aan de VU te Amsterdam. Reeds in augustus 1940 werkte deze mee aan de oprichting van de verzetskrant Vrij Nederland en later aan die van Trouw. Hij was de verspreider van VN. In april 1941 werden bijna allen die met VN te maken hadden gearresteerd. Speelman wist te verdwijnen. Hij kwam vaak bij Van der Kam, meestal met anderen. In 1943 werd hij medegrondlegger van Trouw, waarvoor hij zich vooral belastte met de verspreiding. Dit contact had tot gevolg dat huize Van der Kam al spoedig gebruikt werd als doorgangshuis voor acuut gezochte personen, waaronder ook Speelman. Dikwijls kwamen ze per trein met als herkenningsteken een krant in hun jaszak, waarna Jan Sevinga ze opving. In de herfst van 1940 werden reeds grote bijeenkomsten verboden. In de ARP ging men er toe over om in kleiner verbanden samen te komen. De ontbinding van de politieke partijen op 5 juli 1941 had tot gevolg dat de vergaderingen werden voortgezet, maar dan met een uitgezocht gezelschap, waarin Van der Kam een leidende rol had. Zijn contactman was mr. J. Algera te Leeuwarden. De vergaderingen van het schoolbestuur gingen eveneens door onder leiding van dr. Van der Kam. Deze was burgemeester Eringa als voorzitter opgevolgd. Het bestuur was unaniem van mening dat het karakter van de school niet door de voorschriften van de bezetter zou worden aangetast. Reeds in november 1940 kwamen de eerste stukken van het Departement op de bestuurstafel, gevolgd door een serie nieuwe verordeningen. Dat gold zowel voor de keus van de leraren als van de leermiddelen. Toen de school van Harkema hier moeilijkheden mee kreeg en daardoor de helft van haar subsidie kwijt raakte, werd een gezamenlijke hulpactie door de omringende scholen georganiseerd. Hierin zal Van der Kam vrijwel zeker ook een rol gespeeld hebben.

Op 28 april 1941 werd het ‘Medisch Contact’ opgericht, als een reactie op de pogingen van de bezetter om een NSB-arts in het hoofdbestuur van de Maatschappij van de Geneeskunde te doen opnemen. Dit werd het begin van het artsenverzet. Van der Kam maakte deel uit van de berichtenestafette. Zijn contacten naar boven waren dr. Mensing van Charante van Twijzel en dr. Vogelenzang, controlerend arts te Leeuwarden. Op 24 maart 1943 dekten de Nederlandse artsen op het bordje op de gevel van hun praktijk het woordje Arts af door er een X van pleisters overheen te plakken. Ze waren, zo luidde hun boodschap, zogenaamd geen arts meer. De actie was een onderdeel van de weigering om lid te worden van de nationaal-socialistische Artsenkamer. Ze weigerden zich te conformeren aan de nationaal-socialistische gezondheidspolitiek. Dit hield onder andere in: Joden en zwakzinnigen steriliseren. Patiënten met schot- en steekwonden moesten worden gemeld. Joden geen medische hulp verlenen en registreren. Naar aanleiding van deze bordjesactie werd tegen veel artsen een arrestatiebevel uitgevaardigd, waar onder ook dr. Van der Kam. Door een tijdige waarschuwing van de politie was het effect nihil. Na twee weken afwezigheid hervatte Van der Kam de praktijk.

Ondertussen fungeerde de dokterswoning als doorgangshuis voor acuut gezochten, met alle risico’s daar aan verbonden. Dit waren mensen waarop de bezetter een felle jacht maakte. Vaak werd er een hoge geldprijs in het vooruitzicht gesteld voor hen die de juiste verblijfplaats wisten te vertellen. En de verrader sliep niet. Zo was Gerrit Leistra, die het bevolkingsregister van Achtkarspelen vernietigde, een acuut gezochte. Romke Stel, die we beschreven in drie artikelen over het gevonden persoonsbewijs, was eveneens een acuut gezochte. Beiden overleefden de oorlog. Wee degene waar zo’n persoon gevonden werd. Die hing een zware straf boven het hoofd, meestal het concentratiekamp. Van der Kam riskeerde nogal wat. Hoeveel een kort onderdak bij hem vonden is niet bekend. Begin 1942 had hij er twee, te weten luitenant Streef en Willem Antonius Klaver. Deze laatste is de enige waarover iets bekend is. Zijn geschiedenis illustreert het grote gevaar waaraan het gezin Van der Kam bloot stond. Klaver besefte dit maar al te goed, maar kon niet vertellen waarom hij moest onderduiken. Het was voor beiden veiliger dat zijn gastheren niet wisten wie hij was. Zijn schuilnaam was Chris van der Linde. Via relaties van Wim Speelman, ook een acuut gezochte, kwam hij op doorreis bij Van der Kam. Na de oorlog schreef hij onder andere aan Van der Kam: “Ik weet niet of U toen, of zelfs nu, wist welk een risico U nam door mij op te nemen. Ik was door de duitsers ter dood veroordeeld en ontsnapte te elfder ure.” Klaver werd geboren op 29 augustus 1918 te Hoorn als zoon van een remonstrantse dominee. Vóór de oorlog was hij stuurman op de Grote Vaart. Tijdens de meidagen 1940 vocht hij bij de Grebbeberg. Na de capitulatie zocht hij reeds diezelfde zomer contact met één der eerste verzetsgroepen De Geuzen, georganiseerd door Bernard IJzerdraad. Het gebrek aan ervaring in het illegale werk was de oorzaak dat de groep volledig opgerold werd. Achttien leden werden op 13 maart 1941 gefusilleerd. Jan Campert schreef hierover één der meest ontroerende gedichten van de verzetspoëzie: De achttien doden. Klaver wist te ontkomen en vluchtte naar Groningen. Hier kwam hij opnieuw in het verzet terecht. Samen met Gerrit Boersma werden beiden belangrijke personen in het Groninger verzet. In november 1941 liquideerde Klaver de belangrijke pro-Duitse politieluitenant Atema. Bos, een contactman van de SD, kreeg twee schoten in de borst. De aanslag op politiecommissaris Blank mislukte eveneens. Aan een tweede aanslag op 7 november 1944 bij de Laatste Stuiver, hier door het verzet van Achtkarspelen, ontkwam hij opnieuw.

Door verraad werden Klaver en Boersma op woensdag 26 november 1941 gearresteerd. Bekend met wat hem te wachten stond in het Scholtenshuis, probeerde Klaver voor een rijdende tram te springen en tegelijk zijn bewakers mee te sleuren. De poging mislukte, de tram stopte tijdig. Na een maand van scherpe verhoren, kregen ze te horen dat ze op dinsdag 6 januari 1942 gefusilleerd zouden worden. Via een bewaker had het verzet met beiden contact. Op maandag 5 januari ’s avonds om half elf stonden twee Duitse officieren voor de poort van het Huis van Bewaring. Het waren Hendrik Rotte en Eisse Ritsema. In vloeiend Duits gelastte Rotte, leraar Duits, de gevangenen Klaver en Boersma op te halen voor een verhoor. Geboeid en onder dreiging van pistolen en de goede raad geen grapjes uit te halen verlieten ze het Huis van Bewaring. Een staaltje van moed en zelfbeheersing. Boersma dook onder in enkele andere provincies ver van Groningen. Daar ging hij verder in het verzet (spionage). Hij stierf in maart 1945 in kamp Neuengamme. Ritsema overleed op 1 februari 1943 in kamp Vught. Rotte overleefde de oorlog. Klaver kwam in maart 1942 via relaties van Wim Speelman bij Van der Kam terecht. Samen met luitenant Streef reisden ze via Leeuwarden per trein naar Brabant. “En verder via de pilotenlijn naar Zwitserland, vandaar naar Spanje via Andorra, Portugal, Gibraltar naar Engeland”, aldus Klaver. ”Ik maakte de oorlog op alle mogelijke fronten mee en eindigde als parachutist(luitenant).” Zijn heftig oorlogsverleden bezorgde hem levenslang een oorlogstrauma. Klaver overleed op 29 maart 1999 te Bilthoven.