Oertijd van onze omgeving en de pingo's 

Door zijn ligging in een uiterst boeiend en gevarieerd landschap is Buitenpost een zeer aantrekkelijk dorp om te wonen en te recreëren. Ten oosten van het dorp hebben we het open landschap van de voormalige Lauwerszee met daarin de slingerende patronen van oude geulen en slenken. In het zuiden en zuidwesten ligt het veengebied van de mieden met zijn rijke natuur, terwijl het dorp aan de westkant begrensd wordt door het besloten landschap van de hoge zandgronden. Het is het laatste gebied waarop in deze bijdrage de aandacht wordt gevestigd.

coulissenlandschap met pingo's

Op een hoogtekaart van Nederland tekenen de zandgronden ten westen van Buitenpost zich hier af als een onvervalste plak gatenkaas. Tientallen grotere en kleinere ronde verlagingen (gaten) kenmerken het landschap. Het zijn de diverse in het landschap gelegen poelen die zich op de kaart heel markant aftekenen. Maar hoe komt het eigenlijk dat er in dit gebied zoveel van die poelen liggen?

Meteorietinslagen

Tot zo’n vijftig jaar geleden waren er nog geleerden die beweerden dat ze ontstaan waren als gevolg van meteorietinslagen. We weten ondertussen dat dit niet het geval is, maar hoe zijn ze dan wel ontstaan, en hoe hebben ze zich verder ontwikkeld?

Ontstaan van pingo's

Ongeveer 20.000 jaar geleden heerste de laatste ijstijd. Kenmerkend voor die tijd was, dat ons gebied niet bedekt was met een ijskap, maar het was wel dermate koud, dat de bovengrond ook in de zomer bevroren bleef. Er heerste hier een klimaat dat overeenkwam met de huidige omstandigheden in de koude delen van Alaska en Siberië. Ongeveer 2 meter van de bovengrond ontdooide in de zomer, terwijl de daaronder gelegen grond permanent bevroren bleef. Het zich onder deze bevroren grond bevindende grondwater bevond zich door het gewicht van de daarboven gelegen grondmassa onder hoge druk, maar het kon door de ondoorlatendheid van de bevroren grondmassa geen kant op…behalve op plaatsen waar zich scheuren in de bevroren grond bevonden. Op die plekken werd het onder druk staande poriënwater naar boven gedreven, om hogerop, net onder de laag die in de zomer ontdooide, te bevriezen. Dit was een proces dat continue doorging, waardoor er op een diepte van minimaal 2 meter in de ondergrond een ijslens ontstond. Door de continue wateraanvoer groeide deze ijslens gestaag, waardoor met het toenemen van de omvang de bovengrond omhoog werd gedrukt. Op deze wijze ontstonden er op diverse plaatsen bolvormige, met ijs gevulde, heuvels in het landschap; een landschap dat zich als gevolg van de lage zeespiegel uitstrekte van Drenthe tot kilometers boven de huidige Waddeneilanden. Nu nog vinden we dergelijke heuvels in Alaska, Siberië en Groenland. De Eskimo’s op Groenland noemen deze heuvels ‘Pingo’s’, hetgeen vrij vertaald in het Nederlands, ‘met ijs gevulde heuvels’ betekent.

Opwarming

Ongeveer 18.000 jaar geleden werd het warmer en begonnen de ijskernen te smelten. De minimaal twee meter dikke grondlaag gleed van de van de natte gladde ijskern naar de zijkanten af, waardoor er rond die kernen een soort aarden wal ontstond. Na verloop van tijd waren de ijskernen gesmolten en wat overbleef was een groot aantal met schoon water gevulde poelen. Omdat deze poelen ontstonden door het ‘instorten’ van de ‘pingo’s’, worden ze in de wetenschap ‘pingoruïnes’ genoemd. Nadat aan het eind van de ijstijd het landschap al veranderde van een poolwoestijn naar een toendra, zette de temperatuurstijging door, waardoor er zich aanvankelijk via een fase met heide en berkenbos in onze omgeving een enorm oerbos ontwikkelde. De linde was in dit zeer uitgestrekte woud de kenmerkende soort.

Duizend jaar geleden

Als we met reuzenstappen door de geschiedenis gaan, belanden we nu bij ongeveer 1000 jaar geleden. De toenmalige mens trof hier een landschap aan dat bedekt was met een dik veenpakket. Door dit veenpakket waren de in de ijstijd gevormde poelen niet meer te onderscheiden. Ook zij waren geheel opgevuld met veen. Door menselijke activiteiten (vooral door boekweitteelt), verdween het veenpakket langzaam maar zeker. Alleen de poelen bleven tot de rand met veen gevuld. Dit ‘oerveen’ bleek uiterst geschikt voor de (kleinschalige) turfwinning te zijn. Aan deze tufwinning is het te danken, dat de meesten van oorspronkelijke poelen toen weer in hun volle glorie in het landschap aanwezig waren. Een aantal echter bleef onaangetast met veen gevuld. Doordat sinds ongeveer 200 jaar geleden het water in de poelen steeds voedselrijker begon te worden door bemesting, vlasrotten en door kleinschalige landaanwinning, groeiden een groot aantal van deze poelen langzaam maar zeker weer dicht.

Van poelen naar pingo's

een pingoDe laatste 10 jaar zijn vooral in het kader van landinrichting en aantal van deze poelen weer in oude glorie hersteld. De enkele nog met ‘oerveen’ gevulde poelen werden hierbij ontzien, omdat deze met het erin aanwezige ‘bodemarchief’ voor toekomstig onderzoek bijzonder belangrijk blijken te zijn. Tsja, en nu, nu zijn we massaal de poelen, die we zo’n 40 jaar geleden nog gewoon ‘poelen’ noemden, ‘pingo’s’ gaan noemen. De Eskimo’s van Groenland zouden eens moeten weten dat een woord uit hun taalschat voor ons een betekenis heeft, die het omgekeerde is van wat zij er mee bedoelen. Maar goed, deze pingo’s zijn bijzonder waardevolle elementen in ons landschap, zowel visueel als ook om hun natuurlijke en ecologische waarde. Zeer veel planten, vogels, amfibieën, en libellensoorten vinden er hun natuurlijke leefomgeving. Ik zou zeggen ga wandelen, of stap op de fiets en geniet ervan. Wip dan ook eens aan bij het ijstijdenmuseum of één van de archeologische steunpunten.