Voordat het pand ‘Nijenstein’ aan de Voorstraat alhier, door de Gemeente Achtkarspelen werd gekocht en de bestemming kreeg van gemeentehuis (tot 1977), was eigenaar en bewoner de heer Wytze Alberts van Bruggen. Hij was geboren op 12 augustus 1808 te Surhuisterveen en woonde in het gebouw samen met het gezin van zijn zoon Albert en diens vrouw Anke Sleeswijk Visser, alsmede hun kinderen Cornelia Frederika en Bortzen. Vader en zoon waren beiden koopman en landgebruiker van beroep. De familie was zeer vermogend. Senior was hoogstaangeslagene in de hoofdelijke omslag van Buitenpost. Notaris Beekhuis, weduwe Durk Kuipers Jr., en V.A.H. Haersma de With volgden op grote afstand. W.A. van Bruggen stierf in 1884 en zijn nalatenschap had een waarde van ruim een miljoen gulden. Naar de huidige waarde omgerekend zou dit vele malen hoger zijn.

In 1874 kreeg van Bruggen een brief van burgemeester Hellema, waarvan de tekst hierna volgt: “In het belang der openbare gezondheid meen ik U nogmaals te moeten wijzen op het noodzakelijke ja, op de noodzakelijkheid om de sloot zich bevindende tusschen uw eigendom en de huizen aan de Kerkelaan te doen reinigen en zuiveren. De onmiddelijke nabijheid van de school en de dagelijkse aanwezigheid van meer dan honderd kinderen, eischen gebiedend dat alles worde weggeruimd wat nadeelig voor de gezondheid kan zijn. Ik verzoek U dientengevolge de noodige middelen in het werk te stellen, dat die sloot binnen een niet al te lang tijdstip worde schoongemaakt en aangezuiverd. Mocht aan mijn verzoek niet worden voldaan, dan zal ik, hoe noode ook, van deze aangelegenheid moeten kennis geven aan den Geneeskundigen Inspecteur. Ik meen U tevens te moeten wijzen op de aanwezigheid van eene mestvaalt en aschbult op het land tegenover Uwe huizinge aan den grooten weg in de kom van het dorp. Zij bevinden zich aldaar in strijd met de algemeene politieverordening in deze gemeente geldende en zijn allesbehalve streelende voor gezicht en reuk. Ik geef U in overweging die beide zaken te doen wegruimen en in elk geval zelve op eenen behoorlijken afstand achteruit te doen brengen”.

Maar de heer Van Bruggen had geen haast. Uiteindelijk gaf een noodmaatregel hier de doorslag. In antwoord op de heersende cholera besloot het gemeentebestuur, ingegeven door een advies van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken en het Provinciaal Bestuur, in 1884 op te treden. In het begin van dat jaar werd een schriftelijk bevel aan de weerspannige herenhuisbewoner uitgereikt "om binnen 2 maanden de vuile sloot, loopende langs zijn tuin, te laten dempen".

De voornoemde brief van 28 augustus 1874 geeft overigens ook wat informatie over hoe de onmiddelijke omgeving van ‘Nijenstein’ er destijds uitzag. Het terrein met de mestvaalt tegenover het pand en dus aan de andere kant van de Voorstraat, waar nu onder andere ‘Schlecker’ gevestigd is, was nog niet bebouwd. Overigens werd het in later jaren zelfs een fraaie tuin voorzien van welige begroeiing, een tuinhuis en zelfs een muziektempel. Het kreeg toen de naam 'Tuinlust'. Verder liep er tussen 'Nijenstein' en de huizen van de Kerkstraat nog een sloot en de lagere school, ongeveer op de huidige plek van bakkerij Gouma, was in de buurt.