Mijn naam is Marijke ter Vrugte, thans Wtenweerde. Ik denk, voor hen die mij kenden, Marijke Postma. Wij woonden aan de Voorstraat tegenover het gemeentehuis Nijenstein. Als meisje van ongeveer 6 jaar kwam ik uit Den Haag in Buitenpost. Mijn moeder was oorlogs-weduwe met twee kinderen van twee en vier jaar. Zij hertrouwde met P.W. Postma. Hij was mijn tweede vader en ondanks het leeftijdsverschil, een geweldige vader, van wie ik veel leerde zoals doorzetten en de handen uit de mouwen steken.

de familie Postma

De familie Postma rond 1950, met v.l.n.r.: Marijke, moeder M. Postma, Wijbe, Willem
en vader/winkelier P.W. Postma.

Op 17-jarige leeftijd ging ik in Arnhem studeren. De elf jaar in Buitenpost waren voor mij zeer bepalend in mijn leven. Het begon met het bezoeken van de kleuterschool in de Kerkstraat. Een kleine klas, weet ik nog, naast de kruidenierswinkel van H. de Jong. Er waren veel winkels in de Kerkstraat. Bakker van Tijum, schoenmaker Bos, groentewinkel de Boer, slager Rusticus, enzovoort. Omdat we een winkel hadden, raakten we al gauw ingeburgerd in Buitenpost. Ik pikte het Fries vrij snel op en tot op heden is die taal mij zeer dierbaar geworden. Ik lees nog regelmatig Friese boeken en ook Omrop Fryslân vind ik fijn. De lagere school was bij ons om de hoek in de Schoolstraat. Meester Kim was het hoofd en juf Fennema en meester Jonker waren het verdere onderwijzend personeel. Het schoolplein was mooi met kastanjebomen. Een zandbak om ver in te springen en er was een gracht om de school heen. In mijn ogen toen erg breed, maar later, toen ik het allemaal weer terugzag, leek alles kleiner.

Aan de overkant van de gracht woonde vrouw Radersma. Een oude dame, die het niet zo op de schooljeugd had. Maar toen ik later, op ongeveer 12-jarige leeftijd, haar met nog een paar kinderen een kerststukje ging brengen met het zingen van: "De herdertjes lagen bij nachte…", ging zij huilen en ze bedankte ons zeer en vond ik haar wel heel erg lief. Ook zwierven we heel Buitenpost door. Er was altijd wel iets te beleven. Een ijsje bij bakker Vonk en sigaretten halen bij Kamsma, die een kiosk had aan de Stationsstraat. De klompenfabriek van Roorda. Prachtig vond ik het als ik een paar nieuwe klompen mocht uitzoeken. Toen daar een keer brand uitbrak, moest ik huilen, want och, waar zou ik nu toch nieuwe klompen moeten kopen? Ook heel erg was de brand bij bakker van Tijum. Mijn vriendinnetje, Rika van Tijum, met wie ik nog altijd contact heb, heeft het er nog wel eens over. Voorts staat de brand van de NH-kerk, aan het einde van de Kerkstraat, me nog helder voor de geest en de brandende molen staat ook in mijn geheugen gegrift. Al die branden maakten natuurlijk een enorme indruk, omdat de sirene loeide. Die stond op het gemeentehuis tegenover onze zaak. Het klonk angstaanjagend.

Achter bij Fokkinga, over het spoor, was een stuk land waarop een bepaald soort knolletjes groeide. Stiekem haalden we een paar uit de grond om ze dan met de tanden te schillen en op te eten. Nooit meer heb ik zulke lekkere knolletjes gegeten. Ik herinner me dat we de boodschappen van de slager en de kruidenier aan de deur kregen. Deze wisselden om de zoveel tijd, want ook zij waren klanten bij mijn ouders. Mijn moeder vulde een boekje (boodschappen) in en in het weekend werd dat thuisbezorgd.

Naast ons was hotel de Roskam van de familie Bolling. Soms mochten we in de bovenzaal spelen en dan gingen we zogenaamd acteren op het toneel. In het koetshuis stond de begrafeniswagen. Een zwarte wagen met zwarte kleden. Als kind vond ik dat nogal macaber. Als er iemand overleden was, kwam er een man langs de deur, ik ben zijn naam vergeten, die op een nogal dreunende toon een overlijden bekendmaakte. Later leerde ik het dorp nog beter kennen, omdat mevrouw Tuinman (hoek Kuipersweg/Voorstraat) mij altijd wist te vinden als er gecollecteerd moest worden voor het goede doel. Ook de Sinterklaasfeesten, die voor veel kinderen gevierd werden in de garage van transportbedrijf van der Meulen in de Kerkstraat, staan me nog bij. Ik mocht daar van mijn ouders niet naar toe, maar daarom werd het juist zo aantrekkelijk om dat wel te doen. Stiekem ben ik toen een keer naar binnen geglipt. Er werd leuk gezongen en de kinderen kregen cadeautjes en ik maar wachten tot ik aan de beurt zou zijn, maar helaas, niet dus. Wist ik veel van ouders die…, enz. De teleurstelling in de goedheiligman was zeer groot. Gelukkig kwam hij wel bij ons thuis. De desillusie dat hij niet bestond, kwam, omdat ik zag dat in de keuken van De Roskam mijn overbuurjongen, zoon van conciërge Bulthuis van het gemeentehuis, en ik dacht Van de Witte van de houtfabriek, zich aan het verkleden waren als Sint en Piet.

Toen ik elf jaar was ging ik naar de ULO in Kollum. Wij, de groep uit Buitenpost, stonden dan ’s ochtends in het portiek van kantoorboekhandel/drukkerij IJlstra te wachten op de groep uit Twijzel en zo fietsten we dan naar Kollum. Op de terugweg fietsten mijn vriendinnen Nieske van der Leij (nu Pol), Tiny Poelstra (nu Aalberts) en Rika van Tijum (nu Westra) en ik door het Paradyske weer naar huis. Halverwege lag een plank over de sloot en de kunst was om daar, zonder in de plomp te vallen, overheen te fietsen.

In de zomer gingen we zwemmen in, wat wij noemden, het zwembad in de Mieden. Het was een poel, uitloper van de vaart, maar voor ons ‘het zwembad’. Daar leerde ik mijzelf zwemmen. Ik ging ook graag naar de toneeluitvoeringen van de Fryske Krite, waarin onder andere Van de Witte en Dorhout speelden met vele anderen. De gymnastiekvereniging MAAS was mijn favoriete vrije tijdsbesteding. Wat leerde ik veel van de leider D. Postma. In mijn groep zaten Ina Evenhuis, de meisjes IJlstra, Appie Joustra, Froukje van der Ploeg en meisje Dijkstra (van het transportbedrijf?). De voornaam ben ik even kwijt. Ik herinner mij ook de jeugdvereniging VCJC, met name de JG en de namen Foppe de Vries, Henny Koops, Jan de Haan enz. Heel sociaal werd je van het verenigingsleven. Dat kreeg ik ook van mijn ouders mee, je sociaal naar anderen te gedragen.

Marijke Postma in 1957 Na mijn ULO-tijd bezocht ik in Leeuwarden een jaar lang de zogenaamde Vormingsklas. Samen met mijn vriendin Tiny Poelstra (vader Jappie Poelstra, die veel met de voetbalvereniging had) en een jongen van Lune, fietsten we naar Leeuwarden. In de winter gingen we met de trein. Het mooie karakteristieke station staat me nog voor de geest. Na de Vormingsklas wist ik dat ik met kinderen wilde gaan werken. Ik was zeventien jaar toen ik in Arnhem verder ging studeren. Zo uit het kleine dorp Buitenpost, wat het toen nog was, de wijde wereld in. Wat miste ik alles in het begin en stilletjes had ik nog wel eens heimwee naar Friesland. Het was een heel andere wereld waarin ik terechtkwam. Marijke Postma in 2013 Ik volgde daar een studie Kinderverzorging en Opvoedkunde. Overdag stage lopen in een medisch dagverblijf, in de middag enkele uren theorie, daarna een paar uur praktijk en ’s avonds weer theorie. Aanpoten was het, maar waar normaal twee en een half jaar voor stond, deed ik op deze manier in een jaar. Mijn medestudenten en ik woonden in een internaat. Meiden onder elkaar, maar wel strenge regels. Daarna volgde ik nog twee jaar een studie Kinderbescherming. Ik ging werken in de kinderbescherming en ja, toen ik eenmaal getrouwd was en een baby verwachtte, moest ik stoppen met werken. Dat was indertijd zo. Later heb ik club- en buurthuiswerk, tussenschoolse opvang (coördinatie) en veel vrijwilligerswerk gedaan.

Nu, vijfenvijftig jaar later, ben ik woonachtig in Utrecht en inmiddels stadsmens geworden. Maar diep in mijn hart nog altijd dat dorpsmeisje uit Buitenpost. Ik had daar een hele fijne jeugd waar ik met warme gevoelens aan terugdenk.