In het boek ‘Skoander Bisit’ (met tekeningen van Harmen van der Bij en de tekst van Meint Bottema), lezen we onder andere het volgende over de boerderij ‘Haersmastate’, gelegen aan het West 2 te Buitenpost: ‘Een boerderij van het stelptype op een terrein met grachten er om heen. De kelders waren bedoeld om in te wonen. De Buitentoegang is in het midden omlijst en bereikbaar langs een stoep met vijf treden met balies langs de zijden. Boven de ingang is een dakkapel met vleugelstukken. Op de schuur staat een uilebord zonder zwanenhalzen en een windwijzer met een haas. Een beboomde oprijlaan voert naar de boerderij. Op het weiland er voor staat een ooievaarsnest’. In dit artikel kijken we naar enkele bewoners van het minst voorname woongedeelte.

foto van boerderij haersmastate met familie leering rond 1900

De boerderij van Haersmastate met ervoor de familie Leering rond 1900

Oorspronkelijk was de boerderij eigendom van de familie van Haersma de With, die recht tegenover aan de andere kant van de straatweg woonde op de voorname huizinge ‘Haersma-state’, in 1911 afgebroken. Op ] deze plek kunnen we nu het ‘Haersma de Withpark’ vinden.Meint Bottema heeft destijds een levensschets gemaakt van de arbeider-bedrijfsleider op bovengenoemde boerderij, waarna hierna de tekst is overgenomen. “Pieter Leering, de trouwe vaste arbeider op de boerderij van Jonkheer V.A.V. van Haersma de With, was bij de aangifte van het overlijden bij de burgerlijke stand te Buitenpost op 29 maart 1909, één van de twee getuigen. Tientallen jaren had deze ‘wrotter’ met voorbeeldige trouw het grote bedrijf beheerd. Bij de komst van Volkert Adrianus Heringa van Haersma de With op 12 mei 1863 werkte Pieter als jongeman reeds op de boerderij. Toen hij op 18 mei 1872 met Elske Boersma uit Twijzel trouwde, kwam het jonge paar hier te wonen. Hun verblijf werden de beide kelderkamers onder de boerderij. Vijf treden naar beneden met een onbelemmerd kelderuitzicht op de straatweg en op ‘menheers slotsje Haersma-state’. Pieter bestuurde en bewerkte de 112 pondematen bouw- en weiland, alsof de uitgestrekte landerijen van de Zwadde tot aan de Buitenpostervaart zijn eigendom was. De bescheiden veestapel bestond gewoonlijk uit 14 koeien en 12 paarden. Hieruit valt op te maken, dat de boerderij overwegend een landbouwbedrijf was. Daarom dienden de boven de kelderkamers gelegen ruime woonkamers, dan ook voor de opslag van de voorraad graan”.

Pieter en Elske waren blijkbaar wel tevreden met die wonerij in de onderste regionen. Dagelijks talloze malen vijf trapjes af, vijf trapjes op! Hier, vlakbij de vruchtbare oppervlakte van de aarde, werden hun zes kinderen geboren. In de tachtiger jaren stierven drie op zeer jeugdige leeftijd. Het meisje Jitske en de jongens Sjoerd en Marius groeiden echter voorspoedig op. Jitske trouwde met de Twijzeler ‘veldarbeider’ Sjoerd van der Lune. Sjoerd en Marius, `de Leerlingjongens’, zoals het dorp hen later noemde, bleven in dienst bij vader. De dood van ‘menheer Volkert’ bracht voor vader Pieter een grote verandering mee. De 15 erfgenamen besloten het bedrijf op te heffen en alle bezittingen te verkopen.

Pieter Leerling zou echter deze afwikkeling niet meemaken. Drie maanden na zijn werkgever, stierf hij op 29 juni 1909, zijn verjaardag, 69 jaar oud. Zijn lange staat van voorbeeldig ‘wrotten en wramen yn waar en wyn’ bij dezelfde adellijke baas, had verdiend met gouden letters geboekstaafd te worden. Maar de kranten zwegen. Alleen in zijn beroepsstatus was hij volgens de burgerlijke stand opgeklommen van arbeider naar ‘landbouwer’. Elske verliet met haar ‘leerlingjongens’ voorgoed ‘it âlde sté’, waar zij vele jaren lief en leed had meegemaakt.