Jan de Roos, laatste troubadour van het Noorden Vlak voor haar overlijden op 14 maart 2006 attendeerde mevrouw Bolling ons op een leuk artikel, welke zij had gelezen in de dorpskrant van Twijzel over Jan de Roos. “Wat zou ik het leuk vinden als dit verhaal ook in de Binnenste Buiten komt. Ik ben er van overtuigd dat velen van ons, vooral de oudere generaties die geboren- en getogen zijn in Buitenpost dit prachtig vinden. Zijn optredens in ons dorp zullen velen van ons zich nog wel herinneren”. Aan de toezegging, om na overleg het stuk te plaatsen, willen wij dan ook alsnog graag voldoen.

Als Jan de Roos zo eens in de twee maanden in de buurt was, dan viel er in de sleur van alledag weer iets te beleven, het was dan een klein beetje feest. Jan de Roos was straatzanger, maar dan niet van de allerdaagse soort. Hij zong, naar zijn zeggen klassieke muziek, opera’s van Verdi, liederen van Beethoven en stichtelijke psalmen. Dit zingen leek meer op galmen, want woorden waren meestal niet te verstaan. Het zingen ging gepaard met diep voorover- en achteroverbuigingen zo ongeveer op de maat van de muziek. Hij had daarbij een stok opgeheven in de hand die met het ritme van het lied mee op en neer ging. Jan was gekleed in een zwart pak met dito pet en op zijn borst waren een aantal medailles en andere versierselen gespeld. Er zat zelfs een metalen plaatje van een Unoxrookworst tussen. Tevens droeg hij op de borst een ingelijst certificaat van uitmuntendheid, geschonken door een bewonderaar. Zo trok Jan door stad en land, zo ook af en toe naar Buitenpost om de kost te verdienen. In het begin was een dubbeltje genoeg, maar Jan hield de bijdrage van de toeschouwers in lijn met de inflatie en zijn artistiek talent. Hij ging dan ook al gauw over op een kwartje. Als je dan naast deze gift goed applaudisseerde dan zei hij grif: “hjir witte se myn keunst te wurdearjen”. Maar dat zei hij natuurlijk overal.

Jan had een aangeboren talent voor reclame en promotie. Hij gaf zijn optreden het liefst op plaatsen waar de huizen dicht op elkaar stonden, dat bracht snel en meer geld op dan op plaatsen waar de bevolkingsdichtheid laag was. Daarnaast had hij ook een hekel aan lopen. Voor die dunbevolkte plaatsen werd Jan achter op de fiets opgehaald, om voor een van tevoren afgesproken gage zijn repertoire te brengen. Om de kosten zo laag mogelijk te houden had Jan zijn vaste plaatsen voor koffie en een hapje. Ook de bus was voor hem gratis. Hij stak gewoon zijn hand op en stapte in met de woorden: “de keningin hoeft dochs ek net te beteljen”.

Hieronder volgen enkele van de vele anekdotes die over hem de ronde doen:

  • Jan de Roos was op de Noordkade in Drachten en wilde niet zingen omdat hij, zoals hij beweerde geen vergunning van de gemeente had gekregen. Eigenlijk had hij geen zin om een lied te brengen. Een winkelier, genaamd Joop zei tegen Jan dat dat geen probleem was: “ik zal wel even één voor je maken”. Hij maakte voor Jan een vergunning en toen moest hij wel zingen of hij wilde of niet. Toen de politie de vergunning van Jan wilde zien, zei hij dat Joop de vergunning gemaakt had. Joop moest mee naar het politiebureau om zijn daad te verklaren.
  • In 1970 trad Jan op in het bekende televisieprogramma “ voor de vuist weg” van Willem Duys. In die uitzending was Jan zeer kort van stof. Toen Willem Duys hem vroeg wat hij ging zingen zei hij: “Verdi, het eerste, dat is het mooiste”. Natuurlijk ging hij met een aantal medailles naar huis.

Jan is geboren op 23 november 1896 als vierde kind, uit een totaal van elf kinderen van Sjoerd en Geertje de Roos, een arbeidersgezin uit Siegerswoude onder Ureterp. Hij had verschillende beroepen, maar hij was niet in de wieg gelegd voor een vast beroep met een vast inkomen. Hij is ook nog in militaire dienst geweest, maar werd door een ongeval afgekeurd. Een inwoner uit Drachten die zich inzette voor mobilisatieslachtoffers uit de eerste wereldoorlog 1914-1918 heeft er voor gezorgd dat Jan voor een uitkering in aanmerking kwam. Dit wegens psychische beschadiging opgelopen in militaire dienst. Hij is getrouwd geweest. Uit het huwelijk zijn drie kinderen geboren waarmee hij echter na zijn scheiding geen contact meer mee had. In de crisistijd van rond 1930 ging hij, om zijn inkomen als steuntrekker te verbeteren voor het eerst zingen. Al gauw had hij door dat, ondanks zijn “ongeschooldheid als klassieke zanger” hij met zingen aangevuld met veel theater goed kon verdienen. Rond dezelfde tijd vertrok hij uit Ureterp en vestigde hij zich in Groningen waar hij zijn hele verdere leven heeft gewoond. Van hier uit ging hij dagelijks op stap door de drie noordelijke provincies om zijn “zangkunst” ten gehore te brengen. Hij was een begrip in de regio. Getooid met slipjas, hoge hoed, kettingen en medailles kon je hem overal zingend aantreffen. De meningen over zijn kwaliteiten als zanger waren verdeeld. Sommigen vonden het niks, weer anderen zagen hem als een kleurrijk fenomeen. Rond 1975 stopte hij langzamerhand met zingen. Zijn gezondheid ging achteruit en hij belandde een aantal malen in het ziekenhuis. Op 13 december 1979 is hij op 83-jarige leeftijd overleden en begraven op het kerkhof in Ureterp.