In veel oude kerken zijn nog de herenbanken te vinden, tastbare herinneringen aan vroegere adellijke en rijke families, die een vooraanstaande posities hebben bekleed. Zo ook in de hervormde kerk in ons dorp. Een bijzondere gebeurtenis was wel dat in deze kerk een lid van de gemeente op zijn kosten en voor eigen gebruik een bank in de kerkruimte liet bouwen. Hoe dit allemaal in zijn werk ging, vindt u onder meer in het volgende verhaal.

Christiaan Houdijn Beekhuis, geboren in 1814 te Garijp, was van 1842 tot 1880 notaris in ons dorp. Hij was de jongste uit een gezin met acht kinderen. Bij de geboorte-aangifte was de vader van Christiaan 'predikant der Gereformeerde gemeente' te Garijp. Beekhuis woonde in Buitenpost in het huis op de hoek van de Stationsstraat en Voorstraat, waar nu de winkel van Marskramer/Novy is gevestigd. Toen onze notaris in 1842 in Buitenpost kwam wonen, was hij 28 jaar oud en nog niet getrouwd. Blijkbaar voldeed zijn ongehuwde staat op den duur niet meer, want op 40 jarige leeftijd stapte hij in het huwelijksbootje. Een zekere Geesje Feddes uit Leeuwarden, die 17 jaar jonger was, werd in 1855 zijn bruid.

In de huwelijksakte kunnen we lezen dat zijn schoonouders weinig waren ingenomen met hun nieuwe schoonzoon. Geesje haar vader gaf geen toestemming tot het huwelijk. De kantonrechter had hem in verband met deze weigering opgeroepen, maar hij was niet verschenen. Moeder Feddes had wel toestemming verleend, dit gebeurde echter bij notariële akte. Beide ouders vana de bruid waren bij de trouwerij op het stadhuis van Leeuwarden dus niet aanwezig. Waarom haar ouders zo negatief waren over haar keus, valt niet te achterhalen. Misschien is het grote leeftijdsverschil een struikelblok geweest. In ieder geval was de vermogenspositie van Houdijn geen probleem. Men kan wel stellen dat het financieel een uitstekende partij was voor Geesje. Drie ooms van Geesje waren echter wel present, want deze fungeerden als getuigen. Dit was familie van de kant van haar moeder en het waren heren met prima posities. Onder hen waren meester Anne van der Laan, Griffier van de Staten van Friesland, Ridder van de Militaire Willemsorde en Kommandeur der orde van de Eikenloven en Haije Beekkerk Heymans, goud- en zilversmid, te Leeuwarden. Een broer van de bruidegom was ook getuige, dit was Theodorus Beekhuis, genees-, heel- en verloskundige te Wirdum. Toen het jonge paar trouwde in 1855 woonde Christiaan zijn moeder ook in Wirdum, zijn vader was al overleden. Christiaan en Geesje kregen in de periode van 1856 tot 1874 samen 11 kinderen, te weten 5 jongens en 6 meisjes. In 1880 verhuisde het gezin Beekhuis naar Leeuwarden waar moeder Geesje in 1882 kwam te overlijden. Zij was toen 63 jaar. Beekhuis bleef in Leeuwarden zijn ambt uitoefenen tot de datum van zijn dood op 12 oktober 1885.

Nalatenschap

Na zijn overlijden werd een memorie van successie opgemaakt en hierin kunnen we lezen dat de notaris een vermogend man was geweest met vele bezittingen in land en effecten. De zuivere nalatenschap had de respectabele waarde van maar liefst f 187.106,47; in 1885 een enorm bedrag. Twee maanden voor zijn dood had hij een testament laten opmaken en hierin kunnen we het volgende lezen. Hij wilde dat de nalatenschap, waarop zijn kinderen recht hadden, onverdeeld zou blijven tot dat het jongste kind de leeftijd van 26 jaar zou hebben bereikt. Omdat de jongste was geboren in 1874, zou de erfenis eerst in 1900 kunnen worden verdeeld. De kinderen moesten dus van 1885 tot 1900 wachten op hun deel. Deze periode wordt in het testament de bewindsperiode genoemd. Beekhuis zijn tweede zoon, te weten Meester Cornelis Beekhuis, geboren in 1858, werd tot bewindvoerder van de onverdeelde boedel benoemd. Uit de inkomsten van het erfdeel mochten gedurende de bewindsperiode studiekosten van de kinderen onder bepaalde voorwaarden worden betaald. De bewindvoerder moest dit dan regelen.

Verder trof de notaris nog bijzondere voorzieningen voor zijn dochters, die bij zijn overlijden nog niet zouden zijn getrouwd. Bij de definitieve verdeling van het erfdeel zouden zij nog eens f 2000,- extra krijgen in de vorm van een gift. Deze bepaling moeten we zien in het licht van die tijd. Destijds waren er nog maar weinig vrouwen met een baan en een eigen inkomen. Ten opzichte van de mannen waren ze financieel meer afhankelijk. Wie niet aan de man raakte, werd vaak in die stand door de familie onderhouden. Werken werd als een schande beschouwd en een teken van armoede. Dan waren er nog een aantal goede doelen waar geld heen ging. Het Diaconessenhuis te Leeuwarden (bij de Dubbele Pijp) kreeg jaarlijks tijdens de bewindsperiode f 400,- Verder konden de Maatschappij van Weldadigheid, het Nederlands Zendingsgenootschap en het Nederlands Bijbelgenootschap rekenen op de dubbele contributie.

Bestuursfuncties

Naast zijn notarisambt was hij ook actief op kerkelijk terrein en in het verenigingsleven van Buitenpost. Onder meer in de jaren 1847 en 1848 was hij administrerend-diaken van de Hervormde kerk. In deze functie nam hij het initiatief om iets te doen aan de grote werkeloosheid en armoede in die jaren. Beekhuis vroeg in een brief aan de kerkenraad om goedkeuring van een plan om voor de rekening van de diaconie een werkplaats voor de armen te bouwen in verband met de bewerking van vlas. Ook was het de bedoeling dat met de verbouw van vlas door de diaconie zou worden begonnen. Na verloop van tijd kwam inderdaad dit 'werkverruimingsproject' van de grond. Het mes sneed op deze manier aan twee kanten, de 'niet geregelde steunvragers' hadden werk en de diaconie kon toe met minder ondersteuning. Op veel andere plaatsen deed men hetzelfde. Beekhuis zal waarschijnlijk het wiel op dit gebied niet hebben uitgevonden. In het jaar 1861 werd in het dorp een vereniging 'Ons Nut' opgericht. Notaris Beekhuis was 'president' van het eerste definitieve bestuur. De vereniging sloot zich eerst acht jaar later aan bij de landelijke organisatie en werd toen een departement van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen. Vanwege 'de kosten' had men dit niet eerder gedaan.

Verhuur van zitplaatsen

In het verleden was het regel dat de zitplaatsen in verschillende kerken werden verhuurd, waaronder ook de Nederlands Hervormde kerk in ons dorp. Dat gebeurde ieder jaar bij opbod en de ontvangen huur was jarenlang één van de vaste inkomsten van de kerkvoogdij. De opbrengsten per jaar (over 1852 was dit f 257,50), waren heel verschillend. In de loop van de jaren nam het aantal verhuurde zitplaatsen af en zo rond 1918 werden lang niet meer alle plaatsen verhuurd. Omstreeks 1953 kwam aan de verhuur te Buitenpost een einde. We kunnen in de boekhouding van de kerkvoogden lezen dat C.H. Beekhuis in 1852 een stoel huurde voor een bedrag van f 5,60, wat in dat jaar de duurste stoel was. Dat elk jaar opnieuw naar de verhuring van zitplaatsen gaan en maar afwachten waar hij nu weer kwam te zitten in de kerk, was waarschijnlijk niet naar de zin van de notaris. Misschien had hij onder de preek onwillekeurig wel eens gekeken naar de familiebanken van de adel en de rijken en was het plan bij hem opgekomen om ook over iets dergelijks in de kerk te kunnen beschikken. Hoe Beekhuis dat aanpakte om zijn doel te bereiken, kunt u hierna lezen.

Vergadering in de kerk

Op 30 december 1859 stond er een advertentie in de Leeuwarder Courant waarin de hervormde Floreenplichtigen werden opgeroepen om te beraadslagen en te besluiten over een voorstel van de Heeren kerkvoogden  van de dorpen Buitenpost en Lutjepost tot 'daarstelling en verpachting eener Bank in de kerk. Wanneer men nu deze advertentie tegenkomt, roept dat de nodige vragen op. Wat zou hier aan de hand zijn geweest? Het volgende was gebeurd. Notaris Beekhuis had aan de Kerkvoogdij een brief geschreven met het verzoek om 'de noodige ruimte in de Hervormde Kerk te Buitenpost te erlangen tot daarstelling eener vaste bank of gestoelte. Een en ander voor eigen rekening om bij voortduring in gebruik te hebben, tegen betaling eener som in eens of tegen eener vaste jaarlijksche huur of pacht". Wat was meneer de notaris precies van plan? Hij wilde een vaste bank in de kerk en stelde voor om onder het orgel de kerkzaal wat groter te laten maken en daar een nieuwe bank te plaatsen. Maar het was niet zo eenvoudig om de wens van Beekhuis te vervullen, dat ging beslist niet zomaar. Hoe dat allemaal in zijn werk ging kunnen we nog lezen in het 'Proces-verbaal van het verhandelde in de Vergadering van Kerkvoogden en Hervormde Floreenplichtigen van Buitenpost en Lutjepost gehouden 4 January 1860'. Voor het houden van een dergelijke vergadering waren nogal wat regels. De stemgerechtigden, dat waren in die tijd nog de Floreenplichtigen (waarover later meer) moesten per advertentie worden opgeroepen, het bericht moest worden rondgezegd, de 'huiskondiging' en de torenklok behoorde een aantal malen te worden geluid, de zogenaamde 'klokkleppingen'. Verder had het gemeentebestuur ook nog een taak, want de oproep voor de vergadering, werd op verzoek van de kerkvoogden, door burgemeester en wethouders van Achtkarspelen gedaan. De burgemeester was voorzitter van de vergadering en de dorpsrechter was ook verplicht daar aanwezig te zijn. Uit het proces-verbaal  van de vergadering valt op te maken dat de kerkvoogden positief stonden tegenover het verzoek van de notaris. Men vond dat achter de zuidermannenbank, onder het orgel, nog wel ruimte was voor een nieuwe bank. De voordelen waren naar hun mening: meer zitplaatsen in de kerk en een hogere opbrengst van de verhuur. Bovendien vonden deze heren dat het kerkgebouw hierdoor 'in fraaiheid zou winnen'. Van argumenten tegen het voorstel valt niets te lezen, maar deze zijn er zeker wel geweest. De voorzitter van de vergadering, Jonkheer Volkert Adrianus Heringa avn Haersma de With, burgemeester van Achtkarspelen, bracht het voorstel van de kerkvoogden om de concept-overeenkomst goed te keuren in stemming. Met 91 stemmen voor en 75 tegen werd goedkeuring verleend. Met een meerderheid van slechts 16 stemmen kreeg de notaris dus zijn zin en kon met de 'operatie bank' worden begonnen.

Contract

de notarisbankHet lijkt er veel op dat Beekhuis zelf de concept-overeenkomst destijds heeft opgesteld. De stijl is echt die van een notaris. Welke bepalingen stonden onder meer in het contract? We kunnen lezen dat de kosten van het aanbrengen van de bank, het onderhoud, alsmede de kosten wegens het maken van de opening in het beschotwerk en het opnieuw afsluiten van de ingekorte bergplaats  daarachter, voor rekening van Beekhuis waren. De bank moest aan minimaal 5 personen een zitplaats bieden. Hij moest jaarlijks een bedrag van 15 gulden aan de kerkvoogdij betalen (een vaste onopzegbare grondpacht). Verder kreeg de notaris het recht om de bank te allen tijde aan de kerkvoodij af te staan tegen een prijs, die zou worden bepaald door wederzijdse te benoemen deskundigen. Na zijn vertrek naar Leeuwarden gebeurde dit inderdaad. Voor f 100,- werd de kerk toen eigenaar (Op de foto de notarisbank aan de zuidzijde van de kerk, links onder het orgel).

Stemrecht

Zoals eerder werd verteld gold in die tijd nog het Floreenstelsel dat het 'collatierecht' (stemrecht) opdroeg aan de grondbezitters, die floreenrente betaalden. Het aantal uit te brengen stemmen was dus gekoppeld aan het hebben van bepaalde bezittingen in een plaats. Mensen met veel bezit hadden dus ook veel stemmen en uiteraard een bepaalde macht. In het kerkarchief is ook bewaard gebleven een lijst van Floreenplichtigen, die aan de stemming voor de kerkbank in 1860 hebben deelgenomen. Op deze lijst komen 16 personen voor, die in totaal 166 stemmen mochten uitbrengen. De grootste bezitter was de voorzitter van de vergadering., de eerder genoemde burgemeester Van Haersma de With met 45 stemmen. Notaris Beekhuis die zelf 3 stemmen had, was de gemachtigde voor Hector Luvius Baron van Heemstra met 28 stemmen. Verder komen op de lijst voor de namen van onder andere Anne Jakobs Hoeksma, Teunis Ebes Rispens en Elze Louwes Sikkama, met respectievelijk 25, 16 en 14 stemmen. Uit het forse aantal tegenstemmen kunnen we wel concluderen dat niet iedere floreenplichtige, die aan de stemming had meegedaan, een vriend was van de notaris. Waarschijnlijk werd hem een vaste bank in de kerk niet door iedereen gegund. De beschikking over een dergelijke bank kunnen we voor die tijd nog wel als een statussymbool beschouwen. Hoeveel van de 16 stemmers tegen het voorstel van de kerkvoogdij waren, kunnen we uiteraard niet nagaan. In principe kunnen dit er slechts 3 zijn geweest, zoals bijvoorbeeld Daniël Hermanus Andrea, bezaten in  totaal 75 stemmen. Het aantal tegenstemmen was ook 75.

Huidige situatie

Anno 2000 is de bewuste bank bij een aantal kerkgangers in de kerk van Buitenpost nog zeer in trek. Minstens een half uur voor de aanvang van de dienst wordt de bank al ingenomen door een vast groepje. Men komt zo vroeg om beslist op deze bank te zitten, voordat andere kerkgangers de plaatsen in beslag zouden kunnen nemen. Het heeft ook wel wat, om via een aparte ingang in het voorportaal, een kerkbank te bereiken. In welke andere kerk vindt men zoiets? Nu nog is de bank bekend als 'notabelenbank'. Waarschijnlijk was dit na 1880 na een bepaalde periode / zitplaats voor de notabelen. We kunnen wel aannemen dat bijna niemand meer weet heeft van de geschiedenis, die aan deze bank is verbonden. Inmiddels zijn we dan ook weer ruim 4 generaties verder in de tijd.