grietenijen in friesland rond 1200Een grietenij was de voorloper van de huidige lokale bestuursvorm 'gemeente', die met name in de provincie Friesland voorkwam. Het woord grietenij komt voor het eerst al in de 13e eeuw op schrift voor (illustratie rechts: rond 1200). Van het eind van de 16e eeuw tot 1851 waren er in Friesland in totaal 30 grietenijen die deel uitmaakten van de kwartieren Oostergo, Westergo en Zevenwouden. De grietenij Achtkarspelen stond oorspronkelijk meer op zichzelf, hoorde niet tot het district Winnighe en wordt meermalen in de oorkonden naast Oostergo en Westergo genoemd.

De "acht kerspelen" (Achtkarspelen , bij de de oostelijke grens aan de Lauwers) zijn waarschijnlijk door de geloofsverkondiger Ludger gesticht en kwamen daardoor, toen deze later bisschop van Munster werd, gezamenlijk aan dit bisdom, terwijl het overige Friesland onder het geestelijk gezag van den bisschop van Utrecht stond. Dit is waarschijnlijk de oorsprong van de bestuurlijke eenheid Achtkarspelen.

Het woord 'grietenij' betekent 'bestuursgebied van een grietman'. Een grietman (letterlijk: hij die groet) is deels een voorloper van de huidige plattelandsburgemeester in de provincie Friesland, en deels de voorloper van een rechter, enigszins te vergelijken met de huidige kantonrechter. De grietmannen werden bij toerbeurt gekozen of aangewezen, door samenwerking van de stadhouder en de Gedeputeerde Staten.  De belangrijkste bestuurder van de grietenij was de grietman.

Het ontstaan van de grietenij heeft veel te maken met de onenigheid tussen de Friezen en de hollandse graven in de dertiende eeuw. Na de dood van de onbekwame graaf Floris IV in 1234 zagen de Friezen de kans schoon om zelfbestuur af te dwingen. De grietmannen kregen het hier voor het zeggen en niet een landheer of graaf. De grietman werd meestal gekozen door inwoners met stemrecht en in die tijd hield dat direct verband met bezit, bijvoorbeeld van een landgoed of 'state'. Het ambt van grietman had dus meestal veel te maken met de aanwezigheid van aanzien en komaf en  in ieder geval niet aan een 'gebrek aan middelen'. Dat laatste kwam zeker van pas bij verkiezingen. Omkoping was een beproefd middel om stemmen binnen te halen. Ook was het niet ongewoon dat kandidaten voor de kiezer, als overtuigingsmiddel, drink- en eetgelagen in herbergen aanrichtten.

Het ambt van grietman is in veel grietenijen lang aan dezelfde voorname of rijke families verbonden geweest. In sommige gevallen zelfs eeuwenlang en bekende namen die ook in 'onze grietenij' voorkwamen waren bijvoorbeeld Van Scheltinga, Haersma en De Schepper. In de loop der eeuwen kreeg een steeds kleinere groep families steeds meer macht. Belangrijke ambten werden onder deze groep verdeeld en door huwelijken werd hun onderlinge band verstevigd. Het grietmanschap is zo, bijvoorbeeld in combinatie met een zetel in de Staten der Generaal of lid van de Raad van State, wel bij toerbeurt door enkele families verricht. Het spreekt voor zich dat in deze situatie machtsmisbruik en eigengewin alle kans kreeg. Het onderliggende democratische uitgangspunt van de grietenij werd daarmee in de loop der tijd steeds meer ondergraven.

 Bij de gemeentewet van Thorbecke in 1851 werd de benaming 'grietenij' vervangen door 'gemeente' en 'grietman' door 'burgemeester', zodat in heel Nederland dezelfde naamgeving werd gebruikt.

Veel van de grietmannen van Achtkarspelen zijn direct met Buitenpost verbonden, bijvoorbeeld omdat ze hier hun woonplaats hadden. De states die ze bewoonden zijn alle verdwenen. Haersmastate aan de oostkant van Buitenpost was de laatste, en werd in 1911 gesloopt. Een klein overzicht van namen van grietmannen van de grietenij Achtkarspelen tot de 19e eeuw, die bekend zijn volgens een boekwerkje van de lokale Kollumer geschiedschrijver Mr. Andrae.

1315: (vermoedelijk) UBRATIS WTISMA.

1395: PAPE MENNEN (Minnema?) en BOUWE BOUWAMA komen voor în een „Seentbreeff des landes van Achtkerspell" van „Sunte ffranciscus dach confessoer" (4 oktober) van dat jaar. De Achtkarspelen behoorden destijds kerkelijk onder het Bisdom van Munster en naar het schijnt ook wereldlijk.

1490, 31 januari: Harcke Ynnema (Iwema?)

1500: SCHELTE VAN SCHELTINGA was in dit jaar grietman van deze grietenij en tevens van Dantumadeel en Kollumerland, maar in een oorkonde van 7 mei 1503 wordt hij alléén grietman genoemd van Achtkarspelen en Dantumadeel

1506 in Maart: Botte van Herbranda of BRANDA, ook in februari 1507. Bij een ons onbekende vrouw schijnt hij 3 kinderen gehad te hebben: Haye, Lottye en Botte, welke laatste in 1515 waarschijnlijk grietman was. Uit een akte van maart 1506, waarbij hij zich borg stelt voor Piebe Poppema, die als provenier wenschte opgenomen te worden in Gerkesklooster, en waarin hij uitdrukkelijk Grietman van Achtkarspelen genoemd wordt, blijkt ten volle, dat Schelte Scheltinga toen niet meer in het bezit van deze Grietenij was. Onder de naam van Botto Branda komt hij voor onder de Edelen van Achtkarspelen. Was de Saksische partij toegedaan, was hij met Gerbrand en Tjaard Mockema onder de bevelhebbers van Alexander van Leisenich, broer van de Stadhouder Hugo, die in 1504 bij Aduwerd lagen om Groningen in bedwang te houden en het tigchelwerk bij Donghorn afbrandden. Hij teekende in hetzelfde jaar de zgn. reversaalbrief voor de Hertog van Saksen. In 1517 werden zijn goederen verbeurd verklaard en aan ene Steffen van Wurtzo erfelijk geschonken.

1508: Lieuwe van Lieuwema, vrij zeker dezelfde als Lieuwe van Juckema, van wie de moeder Jelck Jongema, anders Lieuwema, heette van wie hij de naam kan hebben aangenomen. In 1511 woonde hij of bezat hij althans eigendommen te Augustinusga.

1515, 24 februari: Botte van Herbranda; geld. 'grietman, vermoedelijk zoon van Botte bovengenoemd, en dan vrij zeker gehuwd met Olsck of Elscli Luersma, zuster van de vrouw van Jancko Douivama, die hem „wat nagaenden", wat baatzuchtig noemt. Wegens verzet tegen de bourgoundische regeering toerden zijne goederen in 1517 geschonken aan Steffen von Surtzou, exchysmeester te Kollum.

1517, 12 februari officieel aangesteld: Syth Allema; nog grietman in 1524.

1526: Sythie Boelis; vrij zeker tot in 1549.

1549, 13 juni aangesteld: Lieuwe van Jelgersma, zoon van Hette en Tjets van Tjepnia, woonde te Augustinusga , huwde Rints Jensma en had bij haar 4 kinderen, o. a. een zoon Hette of Hector, volgens sommigen ook wel Lieuwe of Leo genoemd. In het begin van 1580 (waarschijnlijk in februari) werd hij door soldaten „in giselinge" gebracht naar Leeuwarden, waarschijnlijk omdat hij zilveren kerksieraden uit zijn grietenij had verkocht. Het zal wel het verlangen geweest zijn om daaruit ontslagen te worden, dat hij met 52 anderen in maart of april van dat jaar een akte ondertekende die „eene verklaring van getrouwheid aan de Staten en de Nadere Unie en belofte van zonder hunne toestemming niet uit het Land te zullen trekken bij verbeurte van alle zijne goederen" ondertekende. Maar hij schijnt zich aan die belofte, zoals ook enkele anderen van de mede-onderteekenaars, niet gehouden te hebben, want hij nam de wijk en overleed in het volgende jaar in Groningen. Wellicht was zijn zoon Rector door de Spaanse regeering tot zijn opvolger bestemd of was hij enige tijd de vervanger van zijn vader, maar hoewel hij zich later als Gon. Mat. grietman betitelde, zo is hij dat nooit geweest.

1580, 27 mei: Hayo van Herbranda, vermoedelijk zoon van Botte en Olsck Luersma, bovengenoemd; verschillende bronnen melden of: gehuwd met Tryneke—Romcke Wijbesdr., of met Mary van Branda (misschien met beiden). Hij had 3 kinderen, onder wie Feycke, die volgt en Athje, die huwde met Lolde Hettes van Bheen en in september 1586 substituut grietman was. Herbranda was eerst als provisioneel grietman aangesteld en werd bij de stemopneming van 21 november 1582 opnieuw voorlopig tot grietman verkozen en 26 november daarna aangesteld. Hij komt nog voor in februari 1589, terwijl in juni daarna zijn opvolger als zijn substituut wordt vermeld

1592, in juli: Feico van Herbranda, vermoedelijk broer van Haio ; huwde: a. Roelofke Hobbesdr. Coyters († 22 Juli 1592), wed. van Auth of Aulus van Harckema en o. Wijpcke van Hettinga. Was nog grietman in 1613 en stierf vrij zeker in of omstreeks 1616, in welk jaar, naar sommigen willen, liienck van Doyem, zoon van Poppe en Bauck van Popma en gehuwd met Ath Gerkesdr. van Hoytema, grietman was, waarvoor men dan waarnemend grietman zal hebben te lezen. Op de vroegere klok in den kerktoren van Buitenpost, die in 1620 werd gegoten en in 1883 is omgegoten, stonden o.a. deze woorden : „wijlen Feicke van Herbranda", benevens den naam zijner vrouw en aan de andere zijde dien van Tjerk van Boelens, destijds grietman. De naam van Herbranda zal daarop zijn aangebracht ter herinnering aan den man, onder wiens bestuur men begonnen was in 1611 de in 1594 verwoeste kerk weder op te bouwen.

1618, 1 december: Tjerk van Boelens, waarschijnlijk de zoon van Lyuwe, die in 1609 en 1616 leefde en Antje Jobsdr. en vrij zeker nakomeling van Sythie Boelis hiervoor gemeld. Lyuwe schreef zich nog Boelis, maar Tjerck of Tarquinius: Boelens. Komt in 1625 voor, als gehuwd met Maeycke Pietersdr., vermoedelijk toegenaamd: Mejontsma, over wier neef Petrus van Mejontsma hierna.

1637: Pieter van Boelens, stierf in 1639, zijn vrouw 6 januari 1643; beiden zijn bijgezet in de kerk te Buitenpost.

1639, 17 juli, opnieuw aangesteld: Tjerk van Boelens; stierf in 1651 en zijn vrouw in 1655; beiden bijgezet in de kerk te Buitenpost.

1648: Livius van Boelens, waarschijnlijk zoon van de vorige.

1653: Livius van Scheltinga.

1670, 16 augustus: Tarquinius van Boelens, geboren in 1632, zoon van Gatze en Anna Nederhof, huwde: a. Aeltje van Douma en b. Antje van Andringa. Hij was in 1653 student te Franeker , ging in 1656 naar Leiden, waar hij promoveerde, waarna hij in 1659 secretaris van Wonseradeel werd.

1673, 31 juli: Petrus van Mejontsma, geb. in 1630, zoon van Geert Pietersz. te Leeuwarden, die een broer was van de bovenvermelde Maeyeke, vrouw van Tjerck van Boelens, van wie hij later de goederen erfde en familienaam aannam. Hij stichtte vrij zeker de state Mejontsma, ten oosten van Buitenpost, tenminste woonde hij er met zijn vrouw Titia Anchisesdr. van Andla (geb. 1638), die in 1673 overleed en hij in 1677. Beiden zijn bijgezet in de kerk te Buitenpost.

1677, 10 augustus: Isaac de Schepper, zoon van Sybrand en Feickje Jochumsdr.; huwde: a. Hilck van Haersma, gestorven 11 september 1669 en b. Sibbel, dochter van zijn voorganger (geboren 1657, overleden 4 februari 1686). Hij woonde op de state Schepper, vroeger Boelens,
later Haersmastate genoemd en overleed in 1688.

1688-1712, Eelco van Haersma (1667-1712)

1712-1740, Arend van Haersma ( - 1740)

1740-1763, Aulus van Haersma ( - 1763)

1764-1795, Daniel de Blocq van Haersma (1732-1814)

1795-1816, geen grietman in verband met de Franse tijd

1816-1839, Sybrand van Haersma (1766-1839), met hem verhuisde de gemeentezetel van Augustinusga naar Buitenpost in 1827.

1839, jhr. Daniel de Blocq van Haersma de With, op 10 augustus 1857 overleed hij. Ondertussen was het ambt van grietman in 1851 veranderd in die van burgemeester, met de komst van de Gemeentewet van Thorbecke. Hij was dus ook de laatste grietman van Achtkarspelen.

Grietenijsecretarissen waren:

1555. Reiner Petersz.; 1559 nog (band met oude stukken 1544/1752 no. 33 RA Lwd.)
15xx. Hector Jelgersma/Herbranda.
1572. Focko Rentthiszn./Rinxezn.; 16 mei 1581 nog (Achtk. O 1); overl. vóór 7 jan. 1585.
1584. Luuwe Boelis / Lieuwe Boelens; overl. 4 april 1610 (grafzerk Buitenpost); tr. Anna Liumedr.
1611-1612. Georg Itsma
1612. Johannes Hermanni = Hans Harmens Curiander; mei 1618 nog (Achtk. M 2).
1619. Dr. Suffridus Riemersma; overl. 1636, na mei; tr. Cuyniercke van Sijaerda.
1636-1649. Dr. Menelaus/Menno Gerroltsma; overl. 11 juni 1651, oud 40 jr. (grafzerk Buitenpost); tr. Ycktien v. Harckama.
1650. Epeus a Meinsma; overl. 1 febr. 1660, oud 39 jr. (grafzerk Buitenpost); tr. Auckje Brants Lubbema.
1660. Albertus Harderwyk; 1662 nog.
1662. Suffridus Reimersma. 1630 Dr. iur. (niet bij Sannes)
1663-1701. Nicolaus de Bay; overl. 2 juli 1701 (grafzerk Buitenpost).
1671. Schelte Julius van Aitzema. (niet bij Sannes)
1701-1703. Theodorus Bos.
1710. Sybr andus Huisinga. 7 juli 1704 substituut; tr. 1. Trijntje Bauckes 2. Fenne Lammerts. Op 29 maart 1729 inventarisatie te zijnen sterfhuize.
1729/32. Nicolaus Ritsma, vice-secr.
1732/35-1750. Tadaeus Libeï, waarn. secr.
1735. Eelco van Haersma, Grietm. Ar. zoon.
1750. Mr. Jan Lodewyk Doys van Haersma, 1755 Raad Ord.
1755-1783. Carel Alexander van Haersma.
1783. Arent Aulus van Haersma, Grietm. Dan. de Blocq zoon. Werd 1788 raadsheer.
1788-1796. Sybrand van Haersma, Ar. Aul. broeder.
1796. Willem Bartel van der Kooi. In 1798 benoemd tot praelector in de tekenkunst te Franeker; overl. 14 juli 1836 te Lwd.
1798-1802. D.K. van der Meer(?)