Anderhalve eeuw terug was er veel te doen over de bestuurlijke eenheid van de gemeente Achtkarspelen. Een aantal ingezetenen vond dat de oppervlakte van ongeveer 10.000 hectare en de ruim 8000 inwoners voor een doelmatig bestuur te groot was en verlangde splitsing in twee of drie delen.
Wanneer we de historicus J.J. Spahr van der Hoek mogen geloven in zijn boek 'Achtkarspelen, oars as oars', dan ligt de moederschoot van deze gemeente in een groot Tytjerksteradiel. Achtkarspelen zou dus oorspronkelijk hier een onderdeel van zijn geweest. We moeten hiervoor dan teruggaan tot de 14e eeuw. De gemeente heeft haar naam te danken aan de acht kerspelen, dat waren acht dorpen met kerken, waaruit zij oorspronkelijk bestond. In een 15e eeuws dekanaatsregister werden de namen van deze dorpen genoemd. Het waren Buitenpost, Twijzel, Kooten, Drogeham, Augustinusga, Lutkepost, Surhuizum en Kortwoude. In de loop der jaren zijn Lutkepost en Kortwoude als zelfstandige dorpen verdwenen en zijn nu buurtschappen van respectievelijk Buitenpost en Surhuisterveen geworden. De niet bij de acht hiervoor genoemde dorpen van de gemeente, te weten Twijzelerheide, Gerkesklooster, Stroobos, Harkema, Surhuisterveen, Boelenslaan en (tot 1943) een deel van Rottevalle, zijn allemaal later ontstaan. En toen had de grietenij Achtkarspelen haar naam al. In totaal zijn er nu dus 12 dorpen: 6 oude (kerspelen) en 6 nieuwere.
Grenzen
Heel lang zijn de grenzen van Achtkarspelen hetzelfde gebleven. Eerst in de 20e eeuw kwam hierin verandering
Volop actie in Achtkarspelen
In 1851 werd door verschillende groepen van inwoners actie gevoerd om tot een andere bestuurlijke indeling van de gemeente te komen. Met uitzondering van de eerste ondertekenaars waren de namen van de adressanten niet te achterhalen. Vanuit Achtkarspelen gingen er in maart 1851 drie verschillende adressen naar de leden van de tweede kamer van de generale staten en wel de volgende:
Eerste ondertekenaars
Dit waren de personen die als eerste op de 'adressen' hadden getekend. Waarschijnlijk waren dit de gangmakers. De stuwende kracht van de 60 ingezetenen van Augustinusga e.a. was de rijksontvanger George Hendrik van Boelens. Van Boelens was destijds de hoogst aangeslagene in de plaatselijke belasting, de zogenaamde hoofdelijke omslag. Hij werd aangeslagen voor f 146,- per jaar. Dit was bijna tien procent van het hele bedrag dat de ingezetenen van Augustinusga jaarlijks moesten opbrengen. De verzoeken van inwoners van Gerkesklooster en Surhuisterveen werden respectievelijk als eerste ondertekend door J.J. Feninga en de bekende schoolmeester J.B. Schurer.
Op een uithoek?
Vanuit Augustinusga werd ondermeer gesteld dat "het gemeentehuis van Buitenpost, als geheel op een vijfhoek gelegen en alzoo voor velen zeer afhandig en ongerijflijk". Hiermee bracht het gemeentebestuur bij brief van 7 maart 1851 het volgende tegen in: "aangezien het dorp Buitenpost als gelegen aan den Straatweg of groote routes tusschen Groningen en Leeuwarden de gite d'étappe is van de Militaire transporten en inkwartieringen, die schoon thans minder, vroeger van den morgen tot den laten avond niet plegen stil te staan:
Er werd dus van alles uit de kast gehaald om de belangrijkheid van Buitenpost aan te tonen. Onder de toren van de Nederlands Hervormde kerk was een cel die in 1850 de status kreeg van 'huis van bewaring'. Destijds was er nogal wat vervoer van veroordeelden tussen Leeuwarden en Groningen en Buitenpost was een geschikte plaats om te overnachten. De gemeente kreeg hiervoor een vergoeding uit de Rijkskas, dat officieel werd aangeduid als een 'vergoeding of bijdrage voor het tijdelijk gebruik van den Toren te Buitenpost, tot bewaarplaats van doortrekkende Gevangenen". In het Aardrijkskundig Woordenboek uit 1840 door Van der Aa, kunnen we bij de behandeling van Buitenpost lezen: "men heeft er een distributiekantoor der brievenposterij en een station der paardenposterij". De paarden voor de postkoetsen werden op het traject Leeuwarden-Groningen bij hotel De Roskam op de Bakkershoek verwisseld, waar ook de reizigers iets konden eten of drinken of overnachten.
Oordeel van gedeputeerde staten
Dit college was het met de 60 ingezetenen van Augustinusga e.a. eens. Men vond de oppervlakte van Achtkarspelen te groot en het aantal inwoners te hoog voor een goed bestuur. Bij verdeling in twee gemeenten, te weten de gemeente Buitenpost met 2693 inwoners en de gemeente Augustinusga met 5370 inwoners ("met vele heidevelden en poelen") vond men behoorlijke gemeenten. Gedeputeerde staten hadden wel begrip voor de financiële bezwaren, zoals de hogere kosten van twee gemeentehuizen, tractementen van ambtenaren enzovoorts. Het college overwoog in dit verband hiermee het volgende: "dat niet kan worden tegengesproken dat financiële bezwaren zich tegen de bedoelde splitsing opdoen; dat deze bezwaren altijd en onvermijdelijk aan iedere reorganisatie zijn verbonden, dan doch voor een groot deel zullen worden gevoeld en gedragen door de 60 merendeels notabele ondertekenaars van het adres uit Augustinusga c.a.". Met andere woorden: dit was hun probleem, ze hadden er zelf om gevraagd. Het college van gedeputeerde staten nam het besluit om op het adres van Augustinusga aan de minister van binnenlandse zaken gunstig te adviseren, "doch zij vermeende dit niet te moeten doen" op de andere verzoeken van Gerkesklooster en Surhuisterveen. Verder werd nog opgemerkt dat splitsing alleen kon doorgaan zonder bezwaar van de gemeenteraad van Achtkarspelen en de commissie als bedoeld in artikel 131 van de gemeentewet.
Samenstelling commissie
De commissie als bedoeld in artikel 131 van de gemeentewet stond onder voorzitterschap van de burgemeester. Leden waren:
Adviescommissie
Met algemene stemmen werd dit door het college besloten aan gedeputeerde staten te berichten dat naar hun oordeel "splitsing 'verderfelijk' voor de ingezetenen zou zijn". In het algemeen belang van Achtkarspelen werd het 'nuttig en noodzakelijk geacht dat die gemeente blijve bestaan, zooals dezelve thans bestaat met Buitenpost als hoofdplaats". Verder was men van mening "dat eene gemeente als Achtkarspelen gemakkelijk door één bestuur kan worden beheerd, noch uitgestrektheid noch getal zielen is daaraan hinderlijk, zooals tot dusver de ondervinding met deze Gemeente heeft geleerd". Verder werd de nadruk gelegd op de grote financiële gevolgen voor de ingezetenen bij splitsing. Vooral voor "de kleine neringdoenden zou dit zeer veele bezwaren opleveren", om dat de plaatselijke belastingen hoger zouden worden.
Samenstelling gemeenteraad
Beslissing gemeenteraad
Het is wel duidelijk dat de zaak nogal gevoelig lag. Met 9 tegen 3 stemmen, die kwamen van de heren Buma, Klaver en Vries, nam de raad de beslissing om 'gesloten deuren' te vergaderen. De voorzitter verklaarde tegen splitsing te zijn en bracht verschillende argumenten naar voren. Hierna verklaarden Oosterhof en Vries, die aanvankelijk voorstanders waren, ook tegen splitsing. Zijlstra was eveneens voor opdeling in twee gemeenten, maar niet zoals werd voorgesteld. Hij wilde de grens leggen bij het Kolonelsdiep. Naast de financiële bezwaren (de jaarlijkse uitgaven zouden in totaal zeker met f 1700,- omhoog gaan) werd het volgende in de vergadering naar voren gebracht:
(tekst: Dirk R. Wildeboer - Historisch Allerlei deel V - een uitgave van de Stichting Oud-Achtkarspelen)
(@copyright: www.binnenbuitenpost.nl - 2015)