Zoon Tjerk vertelt: "Toen mijn vader doodgeschoten werd,
was ik 10 jaar. Mijn hele leven draag ik dit vreselijke feit met
mij mee... Mijn vader werkte bij het spoor. Wij woonden in het huis
naast garage Siton aan de Kuipersweg en later op Lytsepost, op de
hoek van de weg naar het woonwagenkamp. Ik had geen broers of
zusters. Mijn vader was streng en heel precies. Zo ben ik opgevoed
en nog altijd heb ik iets van zijn strengheid in mij. Hij was
sterk. Als ik wist dat hij er op de fiets aan kwam, ging ik naast
de weg lopen. Hij pakte mij dan beet en zette mij – terwijl hij
door fietste - voor op de stang. Mijn vader zat op de
mondorgel-club. Als hij er niet was, pakte ik het mondorgel en
leerde mijzelf de versjes die hij op de club speelde. Alleen – hij
speelde een andere stem en hij kon dan niet de hoofdmelodie spelen.
‘Die smarrige jongen’, zei hij dan. En dan mocht ik er niet meer
aankomen.
Het was oorlog. Achter Kapenga stond een evangelisatie-gebouwtje.
Zoals zoveel mensen in de oorlog, kreeg de koster een maagkwaal.
Mijn vader werd hulpkoster. Toen kwam de spoorwegstaking. Mijn
vader deed mee en vanaf dat moment werd hij door de Duitsers
gezocht. Hij moest onderduiken. Hij kroop in het orgel, achter de
panelen. Ik weet nog dat hij daar zat en wat er op de voorkant op
het orgel stond: ‘Bewaar het pad, u toevertrouwd’. Hij had daar
moeten blijven. Maar dat deed hij niet. Op een keer was het bekend
dat de Duitsers een razzia zouden houden. Mijn vader sprak met twee
andere mannen af, dat ze naar de Dijkhuisterweg zouden gaan om daar
onder te duiken. Ze zouden voor 8 uur komen om hem te halen, want
vanaf 8 uur ging de spertijd in. Ze kwamen om kwart over 8. Mijn
vader wilde niet meer mee, hij vond het te gevaarlijk.
Diezelfde nacht, tegen de morgen, kreeg hij het benauwd en besloot
de Mieden in te gaan en zich te verstoppen bij de petgaten,
ongeveer daar waar nu het laarzenpad is. Er waren mensen in
Buitenpost die vanaf de kerktoren met verrekijkers speurden naar
mensen die de Mieden in doken om zich te verstoppen; als ze iemand
zagen - en er waren nogal wat mensen die daar een schuilplaats
zochten -, waarschuwden ze de Duitsers. Zo is ook mijn vader
verraden. Hij werd gevonden en samen, met Keimpe Kooistra
doodgeschoten in de Mieden. Ze kwamen bij ons om te vertellen dat
er iets met mijn vader gebeurd was. Niemand van de mannen durfde de
Mieden in. Ik kende de omgeving heel goed en ik werd er heen
gestuurd. Eerst vond ik Kooistra en even verderop mijn vader. Hij
lag voorover in de modder, ongewapend. Ik trok aan hem, ik draaide
hem op zijn rug en schudde hem heen en weer, ik riep naar hem, maar
hij hoorde mij niet meer.
Mijn vader werd op een boerenwagen thuisgebracht, nadat Harm
Dijkstra, de vader van Henny Dijkstra, ervoor gezorgd had, dat het
lichaam werd vrijgegeven. Hij kwam bij ons en regelde alles. De
dienst werd thuis gehouden en samen met de buurvrouwen en de
kinderen brachten we mijn vader naar het kerkhof; de mannen durfden
niet mee te gaan. Zo kwam er een grote verantwoordelijkheid op mijn
schouders te liggen.
Mijn moeder werd lid van de Oorlogsgraven-stichting, later ik ook.
We gingen ieder jaar op 4 mei naar De Dam. Zolang de herdenking
overdag gehouden werd, gingen we erheen, toen dat later op de avond
viel, konden we er niet meer naar toe. Ik krijg nog altijd een
uitnodiging voor de herdenking op de burgerbegraafplaats in Loenen.
Op 17 september 1944 richtten de middenstanders van Leeuwarden een
stichting op voor spoorwegmensen die omgekomen waren in de oorlog.
Zij zorgden ervoor dat er een monument geplaatst werd op het
station in Leeuwarden. De stichting is 3 jaar geleden opgeheven.
Het geld ging naar drie scholen in Leeuwarden. De kinderen van deze
scholen zullen het monument in ere houden.
Hier in Buitenpost werd een plaquette voor mijn vader geplaatst in
het oude stationsgebouw; deze hangt nu aan de buitenmuur van het
nieuwe gebouw. Elk jaar hangt de NS daar een bloemstuk naast op 4
mei. Ik vind het goed dat aan kinderen geleerd wordt de
slachtoffers van de oorlog te gedenken. Ik ga niet meer naar
herdenkingen, alleen nog wel naar de herdenking door de
schoolkinderen op het station in Leeuwarden. Ik vind, dat ik het
hele jaar door gedenk, daar hoef ik niet nog eens apart bij stil te
staan. Eind februari, begin maart komen er al
herdenkingsprogramma’s op de tv – soms wordt het me te veel.’
(Bibu-0403)
Uit de Leeuwarder Courant van 16 september 1969
In de morgen van 7 november 1944 klonken schoten in de voormalige turfstekerijen buiten Buitenpost, ruig rietland, waar een patrouille Feldgendarmerie een onverwachte speurtocht hield. Kort daarna kwam een onheilsboodschapper bij de woning van de 36-jarige overwachter Folkert Smit en vroeg of de 10-jarige zoon Tsjerk mee wilde komen om te zien of de man, die daar dood tussen de struiken lag misschien Tsjerk's vader was. „Mijn moeder was invalide en hield meestal het bed. We hadden een meisje in huis om te helpen en dat is met mij meegegaan. Zo vond ik mijn vader.
Dat moment vergeet je echt nooit van je leven." Tsjerk Smit, hoofdconducteur bij de N. S., wonend in Leeuwarden, heeft aan die ogenblikken een onuitwisbare herinnering. Wat hij heeft beleefd vertelt hij kort en sober. Wat er aan vooraf ging eveneens: „Vroeger was vader bij weg en werken van de spoor. Dat was geen vaste baan. Tegenwoordig kennen we dat niet meer maar toen had je dat zo. Pas een jaar voor zijn dood was hij in vaste dienst gekomen als wachter bij een overweg tussen Buitenpost en Groningen. Dat was een geluk want daarvan had mijn moeder later natuurlijk haar pensioen. Toen er gestaakt werd is hij ondergedoken in Buitenpost zelf, in het gebouw van de Hervormde Evangelisatie. Dat ging goed tot op 6 november. Er kwam een waarschuwing over een razzia en vader besloot naar huis te gaan. Hij kwam 's-avonds laat en ging de volgende dag vroeg weer weg. Samen met een buurman, die niet bij het spoor was maar wel geweigerd had om in Drente of ergens anders voor de Duitsers te gaan spitten, is hij die rietlanden in gegaan. Naar die buurman ons later vertelde hadden de Duitsers hen verrast. Ze riepen van: „Hande hoch!" maar vader deed dat niet. Hij had geantwoord, dat hij niets kwaads in de zin had en dus zijn handen ook niet wilde opsteken. Toen schoten ze op hem. De buurman is later gewoon terug gekomen. Die hebben ze niks gedaan.
Vader zou er toch bij geweest zijn. Als spoorwegstaker dan. Hij had al zijn echte papieren nog op zak. Hij had nog geen valse. Ze zouden het meteen ontdekt hebben. De spoorwegen hebben goed voor moeder gezorgd. Vorig jaar oudjaarsdag is ze overleden. Ze is eenenzestig jaar geworden." De naam van Folkert Smit staat op de gedenkplaat, die de N. S.-mannen voor hem hebben opgericht op het station van zijn woonplaats.
(@copyright: www.binnenbuitenpost.nl - 2015)