"Met veele fraaie huizen bebouwd"

"Hoe zou Buitenpost een kleine twee eeuwen geleden er hebben uitgezien? Niemand die het ons meer kan vertellen. We moeten het onder andere doen met oude kaarten, beschrijvingen door geschiedschrijvers en gegevens uit archieven. In twee artikelen zal worden geprobeerd iets te vertellen over de toen bestaande straten, vaarten, voetpaden en andere zaken.

Bij raadpleging van de oudste kadasterkaart van Buitenpost uit 1832 kunnen we zien dat er alleen bebouwing te vinden was aan de Voorstraat en de Kerkstraat. In officiële stukken werden destijds deze straten aangeduid als: "Het gebuurte of de straat" en 'De Kerkelaan'. In 1840 verscheen 'Het Aardrijkskundig Woordenboek', door van der Aa, waarin alle dorpen en steden van Nederland werden behandeld, zo ook het dorp Buitenpost. Van dit dorp werd onder andere het volgende verteld: "Ligt aan den straatweg van Leeuwarden naar Groningen, welke hier veel doortogt veroorzaakt, terwijl het watertje de Zandsloot om het dorp loopt. Het is het grootste en schoonste dorp der grietenij Achtkarspelen, en niet alleen zeer vermakelijk om zijn ligging rondom in het geboomte, maar ook door de goede wegen, die er op uitloopen en van alle kanten zeer gemakkelijk worden bezocht. De ingezetenen vinden meest hun bestaan in den landbouw en veeteelt. Voorts heeft heeft men er ééne jeneverstokerij, smederij en pelmolen. De Hervormden, die hier in 780 in getal zijn, behooren tot de gemeente van Buitenpost-en-Lutkepost. Het dorp telt 800 inwoners. Men heeft er een distributiekantoor der brievenposterij, en een station der paardenposterij". Verder werd nog melding gemaakt van de verschillende voorname states, maar waarvan Haersmastate alleen nog over was gebleven.

"Haersmastate"

plattegrond haersmastate 1832 Deze state stond in het West van ons dorp aan de Rijksstraatweg van Groningen naar Leeuwarden. Het gebouw is in 1767 gesticht door Daniël de Blocq van Haersma (1732-1814) en na het overlijden van Jhr. Volkert Adrianus Heringa van Haersma de With in 1909 'op afbraak' verkocht. Haersmastate was een dubbele villa met een voor en achter vijverpartijen en aan de kant van de weg stond een tuinkoepel. Aan de achterzijde was een 'berg' gemaakt om een mooi uitzicht te creëren. De laatste nakomelinge uit het geslacht, Freule Jacoba Caecilia Conradina de Blocq van Haersma de With, schonk de grond waarop de state was gebouwd aan de gemeente Achtkarspelen. Bij testament werd daarbij bepaald dat het geschonkene moest worden bestemd "voor de aanleg van een park of plantsoen met wandelpaden, met sportterrein en/of speelterrein voor de jeugd, een en ander ter verfraaiing en ten nutte van het dorp Buitenpost". Aldus gebeurde het en op deze manier kreeg Buitenpost zijn park.

Ontstaan van de Kerkstraat

kerkstraat en kuipersweg in 1832 De Kerkstraat is waarschijnlijk de oudste straat van Buitenpost en heeft haar naam te danken aan de beeldbepalende kerk die aan de zuidzijde van de straat gelegen is. Het is mogelijk dat onze Kerkstraat (in het verleden had het ook de naam Kerkelaan) haar bestaan is begonnen als zogenaamde lijkweg, waarlangs het vervoer naar de laatste rustplaats op het kerkhof plaatsvond. Lijk- of doodwegen liepen vroeger tijden in een rechte lijn letterlijk dood bij oude kerken en kerkhoven. In de middeleeuwen was het in de Lage Landen zelfs wettelijk verplicht om een dode in een rechte lijn naar zijn laatste rustplaats te dragen, een gewoonte of plicht die waarschijnlijk terug te voeren is naar ideeën uit de voorchristelijke natuurreligie. Over dit laatste weten we in Buitenpost verder niets.  In ieder geval was de Kerkstraat in de 19e eeuw de meest dichtbebouwde kern van ons dorp.

De kerk is van 1613, maar heeft een voorganger gehad. Volgens een opschrift van een ingemetseld steentje in de muur van de kerk ws het vorige godshuis in 1496 gebouwd. Bij het jaartal werd aangegeven: "Jhs Maria, dat is Jhesus Maria'. Van de toren is het onderste deel ouder dan de kerk. Waarschijnlijk dateert dit stuk uit het begin van de 13e eeuw.  Het is goed mogelijk dat voor de bouw van het stenen kerkgebouw er ook nog een houten uitvoering is geweest. Voor zover onderzoek daarnaar mogelijk was, heeft dat in ieder geval niets concreets opgeleverd.

De kerk is in de bekende west-oost richting gebouwd. In de vroeg-christelijke beleving was het oosten belangrijk. De doden werden allemaal met de voeten in de west-oost richting begraven omdat dan bij de Opstanding in deze richting gekeken zou worden. Maar ook kan hier een natuurreligieus element meespelen. Het oosten, waar de zon 's ochtends opkomt, had ook daar speciale betekenis.

Vervloeren

Hoewel de straten destijds in de dorpen vaak nog onverhard waren, had de Kerkstraat in ieder geval vóór 1860 al een bestrating met balstenen, die in dit jaar werd vervangen door een verharding met klinkers. Het was op 13 oktober 1860 dat op het gemeentehuis te Buitenpost een zitting werd gehouden "tot den aanbesteding aan den minstbiedende van het vervloeren der zoogenaamde Kerkelaan te Buitenpost, zijnde een dorpsstraat, met bijlevering van de daartoe benodigde materialen benevens het arbeidsloon". In het 'Bestek en Voorwaarden' werd zeer nauwkeurig en uitvoerig aangegeven hoe het werk behoorde te worden uitgevoerd. In artikel 1: "Omschrijving der leverantie" kunnen we het volgende lezen: "De aannemer zal tot het werk moeten leveren en op aanwijs verwerken 28.000 beste harde vloerklinkert, eerste soort, goed gevormd, helder klinkend, zonder kromming of iets anders, waarop zeer nauwkeurig gelet zal worden, daar bij 50 kubiek el zuiver woudzand, met de te kort komende handbalsteen van de kleinste soort". De straters moesten beginnen bij de Voorstraat en doorwerken tot het "stenen Pijpke bij het Kerkhof". Het werk diende binnen vijf weken te worden uitgevoerd en de aannemingssom bedroeg f 510,- Aan de laagste inschrijvers, E. van der Zee en B. Plaat te Leeuwarden, werd de klus gegund. Na de opening in 1891 van de zuivelfabriek op Lutjepost begonnen er melkwagens door de Kerkstraat te rijden. De straat was hiervoor veel te smal en er werd nogal wat schade aangericht. De kosten van dit herstel liepen hoog op voor de gemeente. Maar hier werd ook weer wat op gevonden. Het gemeentebestuur liet op de straat tot aan de vaart palen plaatsen, zodat de melkwagens een andere weg naar de fabriek moesten kiezen. Het gemeentebestuur kon deze maatregel nemen op grond van artikel 179h van de gemeentewet. Na 1898 werd de Kerkstraat niet meer voor het melkvervoer gebruikt en kwam er een adres van de ingezetenen om de palen weg te halen. Men vond ze maar lastige obstakels. De gemeenteraad besloot bij acclamatie dit verzoek in te willigen.

Straatweg

De aanleg van de straatweg Leeuwarden-Groningen had voor Buitenpost grote gevolgen. Vanaf Leeuwarden lag er al een deel tot Tietjerk, maar 1830/1831 begon men de rest van de grote weg te bestraten tot aan de Steenharstertille (bij 'De Laatste Stuiver') ten oosten van het dorp. Het was een omvangrijk project, er moest een hele nieuwe aardebaan worden aangelegd. De oude bestaande weg werd verhoogd en verbreed. Aan onteigening van aangrenzende percelen land en gebouwen viel niet te ontkomen. Dit alles werd uitvoerig beschreven in een circulaire van de Gouverneur van Friesland d.d. 20 maart 1830. "De onteigeningen en opruimingen zullen geschieden door behoorlijke Schadeloosstelling, bij minnelijke Schikking door wederzijdsche taxateurs en bij verschil door een derde". Bij 'De Laatste Stuiver' stagneerde het werk ten gevolge van het conflict met België, tot 1839.  Maar op 22 augustus 1831 kon glorieus een straatweg van 27.464 ellen lengte worden geopend, die f 387.500,- had gekost. Bij het aanpakken van de weg werden een paar bochten afgesneden, onder andere ten noorden van Eestrum en ten oosten van ons dorp. Op de kaart van Eekhoff (1844) wordt bij Eestrum aangegeven: "Harsteweg als Grooteweg verlaten in 1830". Deze weg is nu nog te volgen als een flauwbochtende reed. Wie een indruk wenst te krijgen hoe een doorgaande weg in het begin van de 19e eeuw er uitzag, kan op de Harstewei onder Kootstertille een kijkje nemen. Door de aanleg van de straatweg door Buitenpost was het nodig dat de dorpsstraat, dus de huidige Voorstraat, werd aangepast. Zo was er op 20 februari 1833 een aanbesteding 'ten huize van de weduwe Jacob Tjeerds Huizenga, Kasteleinsche in de herberg het Wapen van Achtkarspelen te Buitenpost'. In het proces-verbaal van aanbesteding werd het werk omschreven als: "het gedeeltelijk opnemen, vervloeren, verbreeden en vernieuwen van de straat, met levering van de daartoe benoodigde materialen benevens het arbeidsloon". De klus werd gegund aan Jurjen Jacobs Dijkstra, timmerman te Buitenpost, die het aannam voor een bedrag van f 750,- Tegenwoordig worden aan doorgaande verbindingswegen veel hogere eisen gesteld dan in de 19e eeuw. De weg bracht door het toenemende verkeer de veiligheid in het centrum van ons dorp ernstig in gevaar en verkeersremmende maatregelen moesten worden aangebracht. Om de weg verder te ontlasten werd de verbinding van de Lauwersmeerweg naar Lutkepost in 1992 aangelegd en is inmiddels een volledige rondweg (van Lutkepost naar het Oost) gereed.

"Eene zaak van luttele betekenis"

de rijksstraatweg bij nijenstein Langs de grote weg bestond al jaren een publiek voetpad van Twijzel naar Buitenpost. Bij de aanleg van de straatweg verdween het grootste deel, maar het stukje vanaf Haersmastate tot aan het huidige gemeentehuis (in de huidige situatie vanaf het park tot het gebouw met de pilaren aan de Voorstraat) bleef bestaan en werd door de gemeente onderhouden. In 1875 werd de weg door het rijk van de provincie in eigendom, en beheer overgenomen. Dit zal dan de oorzaak zijn geweest van het feit dat de burgemeester van Achtkarspelen op 26 november 1875 een brandbrief ontving van de ingenieur van rijkswaterstaat met de volgende inhoud: "Bewesten Buitenpost is, naar ik verneem op Uwen last, een voetpad van p.m. 50 meter lengte aangelegd op den Zuidelijken berm van 's Rijksstraatweg. Dewijl die berm Rijkseigendom is en, voor zoover mij bekend, geene vergunning tot het leggen van een voetpad aldaar verleend werd, zoo heb ik de eer UEdelachtb. te verzoeken, voor den 4den December e.k., dat pad wederom te doen opruimen en de berm in den vorigen staat te doen herstellen". Burgemeester Hellema reageerde meteen per kerende post op deze aanzegging. Het voetpad kwam voor op de staat van gemeente-eigendommen, die jaarlijks aan gedeputeerde staten werd opgezonden. "Zonder het eigendom te betwisten meen ik, dat de gemeente in haar 'volste regt is, wanneer zij voortgaat dat voetpad als vroeger te onderhouden, te meer omdat de belangen van niemand daardoor worden benadeeld, het publiek verkeer wordt vergemakkelijkt en de afwatering van den Rijksstraatweg daardoor aanmerkelijk wordt bevorderd". Deze brief van de burgemeester aan de ingenieur werd weer doorgezonden aan de hoofdingenieur van rijkswaterstaat, die de zaak voorlegde aan de commissaris van de Koningin. De burgemeester moest toen weer de zaak verdedigen tegenover deze functionaris en schreef onder meer: "dat het hem ten zeerste bevreemdt, dat vanwege de Waterstaat aanmerkingen worden gemaakt op eene zaak van zoo luttele betekenis". Voorts bracht hij naar voren dat de gemeente zou blijven doorgaan met het onderhoud, tenzij het rijk die verplichting op zich nam. Het einde van de briefwisseling was het besluit om het bewuste voetpad van de staat der eigendommen van de gemeente af te voeren. Het voetpad zal daarna wel zijn opgeruimd. In een periode van ruim een maand waren er zeker vijf brieven over het pad geschreven. Destijds werd blijkbaar een dergelijke kwestie hoog opgenomen en dat allemaal om een voetpad van 50 meter lang en 30 centimeter breed. Het was dus een storm in een glas water.

Rondom de Nederlands-Hervormde kerk

rondom nederlands hervormde kerk Tot tamelijk ver in de 20e eeuw liep de Buitenpostervaart aan de kerk toe en was er vanaf de Kerkstraat nog geen weg naar de Kuipersweg. Verder was er bij de kerk nog de houthandel van D.  Kuipers, die ook eigenaar was van de opslag. Omdat het vrachtvervoer destijds nog veelal over het water plaatsvond, ws een laad- en loswal voor een dorp van groot belang en men noemde dit een 'opslag'. De beurtschepen konden hier de vracht lossen en laden. De eigenaar vroeg hiervoor een bepaalde 'tol'. Volgens Kuipers had hij ongeveer per jaar f 15,- aan inkomsten uit de tolheffing. In Kootstertille en Twijzel was het tarief f 0,05 per vracht. Het was in 1877 dat bewoners van de Kerkstraat aan de gemeenteraad verzochten "een weg vanaf de Kerkelaan over de opslag van de heer Kuipers in verbinding met de gemeentekunstweg naar Augustinusga te maken en de tol, thans door Kuipers geheven, worde afgekocht". Om dit te verwezenlijken moest een gedeelte van de Zandsloot, een vroegere waterlossing, worden gedempt. Men wilde dus twee vliegen in één klap slaan, een weg naar de Kuipersweg, die er nog niet was en vrijstelling van tolheffing. De gemeente moest dit maar afkopen.

Veel haken en ogen

Het 'adres' werd in drie vergaderingen van de gemeenteraad behandeld. De vroede vaderen hadden het er maar moeilijk mee. Het afkopen van de tol door de gemeente had geen kans van slagen. De raadsleden uit Drogeham, Kootstertille, Twijzel en Gerkesklooster, verklaarden allemaal hier beslist op tegen te zijn. De gemeente zou dan ook gehouden zijn om hetzelfde in de andere dorpen te doen. Om Buitenpost te bevoordelen zou onbillijk zijn. De gemeente-architect had berekend dat met de aanleg van het bedrag van f 432,- gemoeid was. De meerderheid van de raad vond de kosten voor dit kleine gedeelte veel te hoog en stelde dat alleen de Kerkstraatbewoners hiervoor zouden gaan profiteren. Daar kwam nog bij dat Kuipers een hoge prijs vroeg voor het stukje grond voor de aanleg van de weg en de afkoop van de tol. Ook dit was naar de mening van de heren raadsleden (de dames mochten nog lang niet meedoen) onacceptabel. Bij de Kerkstraatbewoners werd nog gevraagd om een bijdrage in de kosten. De enige die zich meldde was boer Brugt Wierds van der Kooi. Hij wilde f 10,- aan de gemeente hiervoor schenken. Verder blijkt dat het voetpad van de Kerkstraat naar de opslag van Kuipers over het kerkhof liep. Dit was wettelijk niet langer toegestaan, omdat de begraafplaatsen moesten worden afgesloten. De passage over dit pad zou dus moeten ophouden. Er moest dus een andere oplossing komen. Het raadslid Sijbolt Berghuis, pelmolenaar te Friesch Stroobos, zei dat er "geen behoefte bestaat om een weg te maken tot den gemeente kunstweg, maar wel om van de Kerkelaan tot de opslag te kunnen komen. Laat ons daarom tot het laatste overgaan". Na een langdurige discussie in de raad kwam de voorzitter uiteindelijk met een voorstel. Het college besloot naar aanleiding hiervan om "voor rekening der gemeente het gedeelte der vroegere waterlossing vanaf het pijpke in de Kerkelaan tot de opslag te dempen en daarop een voetpad aan te leggen". Omdat de gemeente een jaar later nog wat stenen over had, kreeg het pad toen voor f 75,- een bestrating over een breedte van 3 meter. Hiermee hadden de Kerkstraatbewoners nog geen weg naar de Kuipersweg en de vrijstelling van tol konden ze ook wel vergeten. Met 'het pijpke' werd een stenen brugje bedoeld.

de Kerkstraat rond 1900 Nog even terug naar de Kerkstraat. Wanneer de journalist J.  Hepkema zo rond het jaar 1900 Buitenpost bezoekt, schrijft hij: "De kerk staat even terzijde van de hoofdstraat en men bereikt haar door een vrij smalle straat van meerendeels kleine huisjes". Met de eerste straat bedoelde hij de Voorstraat en met de laatste de Kerkstraat. Van die bebouwing uit de 19e eeuw, die zeker wel als karakteristiek en stijlvol kon worden beschouwd, is heden ten dage praktisch niets meer te vinden. Alleen de slagerij van Rusticus en het naastliggende pand staan er nog (op de foto rechts zijn het de beide panden recht boven het hoofd van het meisje). Vanaf rond 1965 gingen de bestaande huizen en winkels geleidelijk aan tegen de vlakte en kwamen er nieuwe voor in de plaats. Van renovatie of restauratie was geen sprake. Men dacht er gewoon niet aan. Buitenpost moest mee met de vaart der volkeren. Maar wie weet, misschien vindt ons nageslacht het over honderd jaar wel heel mooi. Gelukkig staat de eeuwenoude dorpskerk met de toren nog wel aan het einde van de straat. 'Monumentenzorg' waakt hier wel over!

In de ogen van de schrijver Eekhoff

In het jaar 1840 verscheen er een 'Handboekje voor reizenden door de steden en voornaamste oorden van de provincie Friesland', geschreven door W. Eekhoff, destijds archivaris van Leeuwarden. Dit was een soort VVV-gids uit die tijd. De schrijver kwam vanaf Leeuwarden en zal wel met een rijtuig hebben gereisd. Bij Twijzel en Kooten zag hij 'een groot aantal keurige boerderijen en nette woningen langs den weg tusschen hooge zandbouw en weilanden gelegen. En toch worden deze dorpen in schoonheid nog overtroffen door de buurt van het opvolgende Buitenpost. Voorbij Haersmastate, nadert men dit dorp, welks nette inrigting en bebouwing, zoo dikwijls door vreemdelingen bewonderd werden'. Buitenpost kwam dus prima uit de bus bij de heer Eekhoff.

De Jeltingalaan

De Jeltingalaan, dus de weg naar Kollum, komt op de kaart van Schotanus uit 1719 al voor onder de naam 'Jelkema-laan'. Andere oude namen zijn: Jeltemalaan en Pompsterweg. Het zal destijds een zandweg zijn geweest, zoals bijna alle wegen in deze buurt. In 1840 ging men de weg aanpakken. De volgende officiële bekendmaking werd toen gedaan: 'Op heden den 21.05.1840 des namiddags ten vijf uren in den Grietenij Raadskamer te Buitenpost: aanbesteding in het openbaar aan de minstbiedenden van het verbreeden en egaliseren der Jeltemalaan of zoogenaamde Pompsterweg te Buitenpost, loopende vanaf het erf van den Heer Romein tot aan de Zwadde of grenschscheiding tusschen Achtkarspelen en Kollumerland ter lengte van plusminus 1150 strekkende ellen en het graven van een sloot langs de oostkant van denzelven; alsmede in het egaliseren van dien weg naar het peil of merk, bestaande in eene snee of kerf op een boom in Bonnema's Bosch". Verder moest er een voetpad bij de weg worden aangelegd. De inschrijvers op het werk waren: Roel Lammerts Laanstra voor f 550,-, Lourens Lodewijks Eskens voor f 750,-, Folkert Taekes Bruining voor f 640,- en Jan Freerks Bosgra voor f 525,-  Na gedane oproeping verlaagd door Harm Jans Brouwer, arbeider te Zwaagwesteinde tot f 395,-  Het ging in de eerste plaats om het verbreden en egaliseren; bestrating was dus nog niet aan de orde.

Gezamenlijk met Kollumerland?

In 1866 werd de spoorlijn Leeuwarden-Groningen geopend en Buitenpost kreeg aan deze verbinding een station. Dit bracht het gemeentebestuur van Kollumerland twee jaar eerder op het idee om een plan te maken voor de gemeenschappelijke aanleg van een kunstweg naar Buitenpost. Op deze manier kon het treinstation gemakkelijker worden bereikt. In de gemeenteraad van Achtkarspelen d.d. 30 mei 1864 'kwam een missive ter tafel van het Gemeente Bestuur van Kollumerland en Nieuwkruisland, houdende voorstel tot den gemeenschappelijken aanleg van een kunstweg van de Kollumerverlaat langs de zandweg en Jeltemalaan tot de straat te Buitenpost". De meerderheid der vroede vaderen in Achtkarspelen was niet bepaald enthousiast. Een voorstel van de voorzitter om 'de missive' in behandeling te nemen, werd met 7 tegen 4 stemmen verworpen. Wel besloot men een commissie uit de raad te benoemen, die de zaak zou onderzoeken. In de volgende vergadering bracht de commissie bestaande uit de heren W.D. Kuipers, J.A. Kloosterman en S.G.  Boersma, rapport uit. De commissie had het betreffende wegvak binnen de gemeente nauwkeurig opgemeten en men kwam op een lengte van ongeveer 1132 ellen enop de smalste punten tot een breedte van 7 ellen. Verder kwam men onder meer tot de conclusie dat er weinig kosten behoefden te worden gemaakt voor een aardebaan, omdat de weg voldoende hoog was en ook dat onteigening van grond niet nodig was. Vervolgens stelde men dat er een algemeen belang was "om de gemeenschap met het spoor voor ieder gemakkelijk te maken". Wellicht zou om deze reden subsidie van de provincie kunnen worden verkregen". Hierna stelde men voor om in beginsel het voorstel van Kollumerland aan te nemen, waarna de beraadslagingen worden geopend. In het raadsverslag kunnen we dan het volgende lezen: "de heer Jan Halbes Oosterhoff maakt zwarigheid om tot den aanleg van dien weg de nodige gelden te bekomen, daar de voor den in aanleg zijnden gemeentekunstwegen uitgeschreven geldleeningen zeer moeyelijk worden volgeteekend. Onderscheidene leden deelen dit gevoelen". Hierna werd met algemene stemmen besloten dit punt uit te stellen en het gemeentebestuur van Kollumerland daarvan mededeling te doen. Het kwam niet van om met Kollumerland gemeenschappelijk een kunstweg aan te leggen. Wel werd na een korte tijd het gedeelte binnen de gemeentegrens aangepakt. Op het gemeentehuis te Buitenpost was er op 8 maart 1866 "een aanbesteding van het daarstellen van den kunstweg vanaf de Buurt te Buitenpost langs de Jeltingalaan tot aan de grens der gemeente Kollumerland". Het werk bestond uit het egaliseren en bestraten. Laagste inschrijver was Willem Jan Jeltema te Buitenpost met f 5815,- W.J. Jeltema had tot medestanders Meindert Repkes van der Molen en Hans Jans van der Hout, beiden timmerlieden te Buitenpost. In het jaar 1888 verrees het eerste huis aan de Jeltingalaan. De straat heeft zijn naam te danken aan de Jeltingastate, afgebroken rond 1770. De huidige Stationsstraat droeg vroeger ook de naam Jeltingalaan.

Weg naar Augustinusga

Zo tussen 1860 en 1880 werden bijna alle doorgaande nog onverharde wegen tussen de dorpen in Achtkarspelen van een grindlaag voorzien. Dit was al een hele verbetering, want vooral in de winter waren de oude wegen moeilijk begaanbaar. Men noemde deze verbeterde wegen kunstwegen of grindwegen. Het was voor de gemeente vaak moeilijk om het benodigde geld beschikbaar te krijgen. In de verslagen van de gemeenteraad uit die tijd, kan men lezen dat heel vaak het punt kunstwegen aan de orde was, die werden gevolgd door uitgebreide beraadslagingen. Omstreeks 1864 was het besluit genomen om van Buitenpost naar Augustinusga een kunstweg aan te leggen. Op 30 juli 1863 behandelde de gemeenteraad van Achtkarspelen "een adres van de heer Poutsma c.s., ingezetenen van Buitenpost en leden der commissie voor de harddraverij aldaar, waarbij wordt verzocht alsnog aan de nieuw aan te leggen kunstweg van Buitenpost naar Augustinusga een breedte te doen geven van 4,5 el en wel over een lengte van 400 el., zuidwaarts van het houtstek van Durk Kuipers jr. naar Lutjepost". Het verzoek werd gedaan om 'de vereischte lengte voor een harddraversbaan te verkrijgen". Kennelijk heeft het dorp Buitenpost al heel lang iets met paarden gehad. De ingestelde commissie uit de raad, die de zaak had onderzocht, had tegen inwilliging geen bezwaar. Met 2 stemmen tegen werd een positief besluit voor de commissie genomen. Het betreffende stuk weg zou voor de rekening van de gemeente worden begrind. Het raadslid W.D. Kuipers onthield zich van stemming 'als zijnde mede-adressant'. Eerst na 1900 volgde verdere bebouwing van de Kuipersweg. Het bedrijf van D. Kuipers jr. was er al veel eerder.

de molenreed rond 1900

De Molenreed rond 1900

Voetpad langs Molenreed

de molenreed In een stuk uit het gemeentearchief d.d. 3 november 1897 kunnen we lezen hoe het pad liep, wie de onderhoudsplichtigen waren en zo voort. Het pad wordt als volgt aangeduid: "Het voetpad loopende ten Oosten van de buurt te Buitenpost langs de Molenreed en vervolgens over het land de 'Vijversfenne' en de opslag tot het kerkhof te Buitenpost, lengte 333 meter en breedte 1 meter". De eigenaren van het aangrenzende land waren onderhoudsplichtig, te weten de boer Jacob Elzes Sikkema, molenaar Bindert Jans Hulshof en de houthandelaar Durk Kuipers jr., die ook de opslag in eigendom had. Hoe is het pad in de huidige situatie te traceren? Het begon op de hoek Voorstraat/De Schepperstraat en liep door tot de molen, die stond op de plek van het huidige seniorencomplex 'Molenhof' en verder liep waar nu de Molenstraat ligt naar de Kuipersweg. Eén van de eerste huisdokters te Buitenpost, Sytze Greidanus, was in 1867 op kamers bij de molenaar. In zijn boek 'Een dorpsdokter uit de friese wouden vertelt', wordt ook de Molenreed met omgeving genoemd. Na een strenge winter begon het te dooien en komen de volgende zinnen in het boek voor: "Had het landschap er onder de sneeuw met een helder zonnetje er nog een weinig schappelijk uitgezien, toen de vale weiden bloot kwamen en de boomen dropen  van mist en regen, terwijl een groot gedeelte van de omtrek onder water stond, begon ik een gevoel van misère te krijgen en te vreezen, dat ik het daar wel niet zou kunnen uithouden. Bovendien veranderde de Molenreed, dien ik moest passeeren om naar het dorp te komen in een modderpoel en had ik den grootsten nood om nog in een tamelijk toonbaren toestand den hoofdweg te bereiken". Met de hoofdweg werd de Voorstraat bedoeld.

Kollumerpad

Volgens de gemeentelijke legger uit 1894 was dit: "Het voetpad, het Kollumerpad, beginnende vanaf de Paralelweg ten noorden van de spoorweg voor het station van Buitenpost tot aan de Zwadde of de grens van Kollumerland, lengte 606 meter, breedte 1 meter". Onderhoudsplichtig en eigenaren van de percelen waarover het pad liep waren Kornelis E. Sikkama, Jacob Elzes Sikkama en wed. Douwe Lautenbach. Het pad was van de landerijen afgescheiden met een 'grup'. Oorspronkelijk was deze verbinding voor het publiek toegankelijk, maar door de aanleg van de spoorlijn langs Buitenpost in 1866 was de situatie ter plaatse drastisch gewijzigd. De eigenaar J.E. Sikkama verzocht dan ook in 1878 aan de gemeenteraad om "opheffing van dit pad vanaf de buurt te Buitenpost tot den spoorweg". Dit betrof dus het eerste gedeelte. Het raadslid D.L. Kuipers was er op tegen om het pad voor het publiek te sluiten en stemde uiteindelijk als enige tegen. Hij vreesde, wanneer dit verzoek zou worden ingewilligd, er kans is dat eigenaren van het andere gedeelte gaan vragen om dit ook voor het publiek te sluiten. Verder bleek uit de besprekingen in de raad, dat door de aanleg van de spoorweg het pad zijn bestemming had verloren, maar dat het nog wel werd gebruikt als wandelpad. Het bewuste pad is heden ten dage nog voor een groot deel aanwezig en loopt vanaf het industrieterrein te Buitenpost als een verhard fietspad in de richting van Kollum.

Zandsloot en Buitenpostervaart

De auteur van het boek "Tegenwoordige Staat van Friesland" schreef in 1789 over Buitenpost onder andere het volgende: "Het watertje de Zandsloot, loopt hier door met eene kromme bogt naar de kerk en besluit het meerendeel der huizen in zich; waarna het oostwaards, langs den rydweg vloeit en zich by Steenharster Tille, met de Groninger trekvaart vereenigt, tot afwatering der landen. Ook heeft Buitenpost eene byzondere schipvaart, loopende van de kerk voorby Lutkepost en voorts met eenige bogen in 't Kollonels diept". In 1837 deed de grietenij van Achtkarspelen "een buitengewone uitgaaf voor slatting der dorpsvaart te Buitenpost". Om de kosten te dekken werd twee jaren later een 'reglement vastgesteld omtrent het heffen en invorderen van vaartgeld in de Buitenpostervaart, in verband met verbetering van die vaart. De gemeenteraad besloot in 1877 een strook grond van ruim 14 are voor een bedrag van f 443,64 aan te kopen "om te dienen tot het verwijden van de Buitenpostervaart". Verkopers: Jan Hendrik Leopold, hoofdonderwijzer te Westzaan en zijn echtgenote Antje van der Kooi. Naastliggers waren onder andere Lourens Nicolai en andere, Durk Kuipers jr. en het kerkhof te Buitenpost. De vorige eigenaar van de grond was de vader van Antje van der Kooi, Brugt Wobbes van der Kooi, boer aan de Kerkelaan. Later werd door de dorpsbevolking bij gebrek aan een zwembad in de vaart gezwommen en wel in de mieden aan de Oudedijk. Bij een koninklijk bezoek omstreeks 1962 sprak dokter Koning toen de volgende historische woorden: "Majesteit, wij zwemmen hier in een modderpoel". Inmiddels is de vaart afgesloten en kunnen schepen het dorp niet meer bereiken.

Dijkhuisterweg

Het was in 1899, dat het gemeentebestuur van Achtkarspelen van aanwonenden van de 'Dijkhuisterkleiweg' een verzoek ontving om de weg te verharden. De heren raadsleden voerden hierover uitvoerige beraadslagingen, maar met één stem meerderheid werd besloten, vanwege de hoge kosten, de weg voorlopig maar in de oude toestand te laten. De raad stelde als eis om 100% van de kosten door de belanghebbenden te laten betalen. Na verloop van tijd kwam er echter voor de gebruikers licht aan de horizon.

de dijkhuisterweg op de kaart van eekhoff

De Dijkhuisterweg op de kaart van Eekhoff van omstreeks 1860

Vier jaren later, in 1903, schreven de besturen van de waterschappen Buitenpost-Oosteinde en de Yzermieden een brief aan de gemeenteraad van Achtkarspelen, waarin werd verzocht om het eigendom van de weg in beheer en onderhoud van de gemeente over te dragen. Voor de kosten van verharding en besinteling stelden de waterschappen een bedrag van f 1050,- beschikbaar. Dit was het bedrag, dat reeds eerder door de gemeentearchitect was uitgerekend. In het verzoek kwam onder andere naar voren dat de verharding van de weg "zeer in het belang van de betrokken ingelanden is, doch verder als een groot algemeen belang kan worden geacht". Vooral met het oog op de laatste omstandigheid, vond men het billijk dat de gemeente tot de aanleg zou meewerken. De waterschapsbestuurders waren echter niet zelf op het idee gekomen om de weg te verharden. Ze waren van hogerhand min of meer gedwongen, want schreven ze "door de Staten der provincie is onlangs een Nieuw Reglement vastgesteld, waarin in beginsel is opgenomen, de verharding van de Dijkhuisterkleiweg, gelegen tusschen deze Waterschappen". De weg liep precies op de grens van beide waterschappen. Volgens genoemd reglement waren de eigenaren van de aangrenzende landen verplicht om de kosten van de verharding te betalen, naar evenredigheid van de kadastrale grootte. Dat ging dus ook geld kosten. Het verzoek van de waterschapsbesturen kwam aan de orde in de raad van de gemeente en men besloot om een commissie in te stellen, die in een volgende vergadering rapport zou uitbrengen.

Verder verloop

De commissie bestaande uit de heren P.S. Bakker (koopman), Luurs (logementhouder) en J.G. Veenstra, ging de zaak grondig onderzoeken. Ook deze heren vonden dat verharding tevens een algemeen belang was, "maar verharding door besinteling meenen wij met ernst te moeten ontraden, daar zulke wegen wel geschikt en goedkoop zijn, als ze alleen met ligte rijtuigen worden bereden, doch voor zware vrachten als mest, aarde, tur ten eenenmale onbruikbaar zijn". Bij een sintelweg in de buurt van Langweer (P.S. Bakker was oorspronkelijk van Langweer afkomstig) waren de kosten van een sintelweg de pan uitgerezen. Een 'solide grind- of macadamverharding' werd dan ook door de commissie aanbevolen. Op 3 mei 1904 tekenden de besturen van de waterschappen en het gemeentebestuur een contract, waarbij de weg zonder enige vergoeding aan de gemeente werd overgedragen met de bepaling dat deze als openbare weg zou worden verhard door besinteling. Men koos dus voor de goedkoopste oplossing, ondanks het advies van de commissie. Op kosten van de waterschappen kon de klus worden geklaard. Bijna een eeuw later trokken de gebruikers van de weg aan de bel bij bestuur van de gemeente vanwege de slechte toestand van de asfaltverharding, die na verloop van jaren was aangebracht. Inmiddels is een grondige aanpak toegezegd, hoewel dat aanvankelijk niet de bedoeling was en men de weg maar definitief wilde afsluiten wegens geldgebrek.

Sintels

Bij de jongere  lezers rijst nu misschien de vraag: "Wat zijn sintels?". Volgens de 'Van Dale' is dit "half uitgebrande steenkool". De weg wordt ook wel 'Swartewei' genoemd door de mensen in de regio. Het zou wel eens kunnen zijn dat dit komt vanwege de kleur van de sintels.