Dit artikel vertelt iets over de levensloop van Brugt Wobbes van der Kooi, die ongeveer vier generaties geleden een boerenbedrijf had aan 'de Kerkelaan'.

Brugt van der Kooi kwam als boerenzoon ter wereld op 27 april 1817 te Rottevalle onder Opeinde in de gemeente Smallingerland. Zijn ouders Wobbe Liebbes van der Kooi en Engeltje Brugts Casemier verhuisden later naar Kooten en hadden daar ook een boerderij. Toen Brugt 28 jaar was trouwde hij op 2 augustus 1845 in de gemeente Achtkarspelen met de 37-jarige Antje Jans van der Zwaag, die weduwe was van Hylle Egberts Postmus en boer geweest op Lutkepost.

Vele onaangenaamheden

Achter het bedrijf van de boer lag een flinke oppervlakte weiland, waar hij onder andere zijn vee hield. Dit land lag ongeveer op de plek waar later de Irenestraat werd gebouwd, dus direct achter de huidige bebouwing van de Kerkstraat. Om bij zijn land te komen maakte hij gebruik van twee toegangspaden, die ook zijn eigendom waren. Deze voetpaden waren vrij toegankelijk voor het publiek en dat gaf problemen. Voor de jeugd van Buitenpost waren deze paden een uitgekozen plaats om kattekwaad uit te halen. Op zekere dag was voor Van der Kooi de maat vol en hij vond dat er maar eens een einde moest komen aan de overlast en ergernis. Op 22 april 1877 ging er een verzoek naar de gemeenteraad van Achtkarspelen om de paden op te heffen voor algemeen gebruik. Het ging om 'het pad aan de westkant van het gemeentehuis tot kerk en het kerkhof en het pad langs de zuidkant van zijn erf tot de Kerkelaan', dus de huidige Kerkstraat. Langs eerstgenoemd pad liep aan de noordzijde de Zandsloot en aan de zuidkant stond een heg. In zijn brief schreef de boer: "dat hem vele onaangenaamheden worden aangedaan door de jongens, die er ongeregeldheden plegen, het jonge plantsoen vernielen, de vruchten van de bomen schudden, des zondags achter zijn huis om geld spelen, enzovoort".

Behandeling verzoek

Burgemeester Hellema las het 'adres' van de heer van der Kooi tijdens de raadsvergadering voor en merkte hierna onder meer op: "dat hij groote last heeft van de jongens zal wel zoo zijn". Nu volgde de bespreking en namen behalve de burgemeester, de raadsleden Oostingh en Kuipers, hieraan deel. Jan Pieters Oostingh, deurwaarder te Buitenpost, liet duidelijk blijken dat hij niet veel geloof hechtte aan de overlast en verwoordde dit als volgt: "Ik geloof dat de schildering wat overdreven en vergezocht is, want het is direct achter de woning van een politieagent en die zou er vast wel eens over geklaagd hebben of er een proces-verbaal hebben opgemaakt. Er moet voor worden gezorgd dat bedoelde baldadigheden niet plaats hebben". Verder blijkt dat Oostingh zelf veel van de paden gebruik maakt. De burgemeester zegt ook tegen opheffing van beide paden te zijn, "daar Buitenpost niet zoo ruim van wandelwegen is voorzien en het in het belang van het dorp is dat zij blijven bestaan (...). Het pad van landbouwer Van der Kooi van de Kerkelaan tot aan zijn land kan echter goedschiks worden opgeheven en dan wordt aan de jongens de gelegenheid ontnomen om op zijn land te komen. Het pad is een lijdende last op het erf en zonder publiek belang. Men kan beter langs den publieken weg gaan". Spreker stelde voor om het pad vanaf "den Straatweg (dus de huidige Voorstraat) tot de kerk voor de publieke dienst te blijven bewaren, aangezien dat velen dit gebruiken als kerkepad". Op voorstel van Oostingh werd besloten het verzoek van boer van der Kooi op de secretarie ter inzage te leggen en dit bekend te laten maken. Het raadslid Durk Leenderts Kuipers, boer aan de Trekweg bij de Dijkhuistertille, zei niet te weten wie hierop tegen zou zijn. Oostingh reageerde hierop: "dat hij, die vermeent zulks wel te hebben, zich maar dan moet openbaren".

De beslissing

In de raadsvergadering van 8 juni 1872 viel het besluit. Er waren geen bezwaren ingebracht. Deurwaarder Oostingh bleef zich verzetten tegen het sluiten avn het voetpad naar de Kerkelaan en stelde verder dat het grootste deel van de bewoners van de Kerkelaan ook tegen opheffing zou zijn. Wanneer hij handtekeningen zou hebben verzameld, had hij waarschijnlijk wel 40 of meer tegen de opheffing kunnen krijgen. Verder dacht Oostingh, dat ook de gemeente-secretaris Van der Schaaf, die "op de laan woonde, mogelijk ook niet voor de opheffing zou zijn". Kuipers bracht naar voren 'dat de laan geen belang bij het pad heeft" en ook de voorzitter merkt nog op dat het voor dorpsbewoners volstrekt van geen belang is. Met 9 tegen 3 stemmen, die van J.P. Oostingh, S.G. Boersma en G.E. Boersma tegen, werd het voorstel aangenomen. Of Brugt van der Kooi hiernog nog 'groote last bleef houden van de jongens', is niet bekend. Nu rijst misschien bij de lezers de vraag: "Waar kunnen we nu nog de plek vinden van het bewuste pad?". Bij vergelijking van de oude kadastrale kaart met recente kaarten, kon het wel eens zijn dat waar tegenwoordig het Kernpad vanaf de Kerkstraat ligt (bij de zaak van juwelier Frans Kok) en verder naar de Haersma de Withstraat loopt, hier ongeveer het voetpad van boer van der Kooi begon en op deze plek zijn boerderij stond. In het verleden waren er meerdere boerenbedrijven aan de Kerkstraat en Voorstraat gevestigd.

Kerkelaan rond 1840

De Kerkelaan rond 1840 met de belangrijkste plekken uit het verhaal aangegeven

Boedelscheiding

Brugt van der Kooi was indertijd met Antje van der Zwaag getrouwd in gemeenschap van goederen. Acht jaar na het overlijden van Antje, maakte notaris Beekhuis van Buitenpost in 1876 een akte van scheiding op, waarbij de gemeenschappelijke boedel in twee helften werd gedeeld tussen Vader van der Kooi en zijn dochter Antje. Zoals eerder werd verteld trouwde vader opnieuw in 1871 en dochter stapte in 1875 in het huwelijksbootje met haar schoolmeester. Hierdoor ontstonden weer diverse nieuwe familiebetrekkingen en was het zeker tijd om tot verdeling van een eerdere gemeenschappelijke boedel over te gaan. Anders zou het familiebezit wel heel ingewikkeld worden.

Eigendommen

Het was een akte van scheiding van zeven foliovellen. De notarisklerk had er een heel karwei aan. Alleen de onroerende goederen werden verdeeld, dus niet de roerende goederen, zoals inboedel en vee. Nu kunnen we lezen welke bezittingen er waren en op welke bedragen die werden getaxeerd. De gemeenschappelijke boedel bestond uit "eene huizinge en erf met tuin en verder aanbehoren, staande en gelegen aan de Kerkelaan in het gebuurte van Buitenpost" en "een boerenbehuizinge en schuur met erf en tuin en aanbehooren" ook aan de Kerkelaan in het gebuurte van Buitenpost. Op de kadastrale kaart van Buitenpost (1832) kon worden nagegaan, waar het huis en de boerderij waren te vinden. Dit was in het midden aan de westzijde van de Kerkstraat en de panden stonden naast elkaar. Verder behoorde een groot aantal percelen land tot de boedel. Dat dit bezit aan land zo groot was, hield verband met het feit dat Antje van der Zwaag uit een vorig huwelijk land in eigendom had meegebracht. De notairële akte geeft aan dat dat er in totaal 18 percelen land in bezit waren. Dit alles werd, zoals het hoort, nauwkeurig met kadasternummer, oppervlakte, plaatsaanduiding en naam van het perceel beschreven. Voor het merendeel bestond het land uit weiland en slechts in enkele gevallen uit bouwland. Alles was wel in cultuur gebracht, 'vergraven land' of 'petland' was er niet bij. Alle eigendommen werden door de notaris gewaardeerd en hij kwam tot een totaalbedrag van f 57.500,-

Landbezit

Het zou te ver voeren om de kadasternummers en oppervlakten van alle landerijen in dit artikel op te noemen. Wel zijn interessant de namen. Deze zijn al heel oud en komen uit de Floreenkohieren, de registers van een bepaalde grondbelasting. De volgende namen worden onder andere in de akte genoemd

  1. De Lange Drie op Lutjepost, De Zes op Lutjepost en De Plaatsvenne onder Buitenpost.
  2. Vervolgens: De Akker, gelegen in het West van Buitenpost, ter weerzijden van de spoorweg, en De Sjoerdekamp onder Kooten.
  3. Verder waren diverse percelen land in eigendom aan het Wyldpaad onder Kooten en twee stukken weiland "achter huis genaamd" onder Buitenpost. Dit weiland lag achter de boerderij van Van der Kooi. Ook was er land bij de Buitenpostervaart, dat onder meer eigendom werd van dochter en schoonzoon.

Adres J.H. Leopold

Al eerder werd verteld dat het echtpaar Leopold/Van der Kooi door vererving een aantal percelen land in eigendom had verkregen. Hierbij was ook het weiland achter de Kerkstraat met het bijbehorende voetpad vanaf de Voorstraat naar het kerkhof en de kerk. Dit pad was voor het publiek toegankelijk en de eigenaar was verplicht om het te onderhouden. De nieuwe eigenaar Leopold kwam in 1879 met hetzelfde verzoek bij de raad als zijn schoonvader Van der Kooi twee jaar eerder had gedaan. Ook hij wilde het voetpad "voor de publieke dienst opheffen". In de gemeenteraad voerden weer dezelfde personen het woord over deze kwestie, te weten de raadsleden Oostingh, Kuipers en de burgemeester Witteveen. Het was weer de heer Oostingh die zich verzette tegen het sluiten van het pad voor het publiek en bracht naar voren: "dat de feiten in het adres genoemd niet waar zijn. Vooral door de bewoners van de Kerkelaan doet het nog dienst om naar het locaal te gaan". Met dit "locaal" werd waarschijnlijk het verenigingslokaal bedoeld, dat in 1874 was gebouwd en nu de naam draagt van 'het Trefpunt' aan de Voorstraat. Verder bleek dat de eigenaar de reed slecht onderhield en hij hierdoor het gebruik, vooral op zondag, lastig maakte. Het raadslid Kuipers en burgemeester Witteveen waren beiden van mening dat het pad voor de inwoners van Buitenpost van weinig of geen belang meer was. "De Kerkelaan is in alle opzigten voldoende om naar de kerk te gaan en de afstand maakt geen noemenswaardig verschil". Oostingh zei vervolgens: "Dat het algemeen belang er bij is gebaat om het pad niet op te heffen en hij gelooft dat bijna het geheele dorp ook tegen opheffing is".

Bezwaren en beslissing op verzoek

Deze keer was er wel een bezwaarschrift ingekomen. Dit kwam van veldwachter P.A. Boeijenk met 8 mede-ondertekenaren. Deze politieagent woonde in het achterste deel van het gemeentehuis (nu het gebouw met de pilaren) aan de Voorstraat. Zijn vrouw heeft hier een tijdlang sterke drank getapt. Het gezin Boeijenk woonde dus bij de ingang vanaf het pad naar de kerk en had hier dus wel direct belang bij om deze verbinding te behouden. Er werd over deze kwestie gestemd en de stemmen staakten (6 tegen 6), zodat het in een volgende vergadering weer aan de orde kwam. Er was toen niet meer discussie en men ging direct tot stemming over. Met 7 tegen 5 stemmen werd besloten het voetpad op het land van de heer Leopold niet op te heffen. Vóór stemden de leden: Douwe Cornelis Iest, landbouwer te Kooten, Wijtze Jans van der Leij, landbouwer te Surhuisterveen, Durks Leenderts Kuipers, landbouwer te Buitenpost, Sybolt Berghuis, pelmolenaar te Friesch Stroobos en de heer H.J. Oosterhoff. De tegenstemmers waren: Jan Pieters Oostingh, deurwaarder te Buitenpost, Geert Etes Boersma, landbouwer te Kooten, Jan Binnes Hulshoff, landbouwer te Surhuisterveen, Andries Sijmens van der Wal, koopman te Drogeham, Jan Annes Kloosterman, landbouwer te Augustinusga, Andries S. Boersma, landbouwer te Twijzel. Het grote aantal boeren in de raad springt in het oog.

Diaken

Vanaf 1874 tot aan zijn dood in 1888 was Brugt van der Kooi diaken bij de Hervormde gemeente. Na het aflopen van de zittingsperiode van twee jaar werd hij telkens weer herbenoemd. Destijds telde de kerkenraad, behalve de predikant, twee ouderlingen en twee diakenen. In het Kerkenraadsverslag van 9 december 1880 valt te lezen dat broeder van der Kooi "wegens ongesteldheid" afwezig was. "Een voorstel van den voorzitter om de vergadering te verplaatsen naar de woning van Brugt van der Kooi werd afgewezen, omdat dit minder raadzaam was voor den patient". Kennelijk vond dominee de ziekte van de broeder niet zo ernstig. Ook de andere diaken Kuipers was er niet, wegens "afwezigheid uit de provincie". De vergadering moest toch maar doorgaan vond men, want er waren geen gewichtige besluiten te nemen. Gewoonlijk kwam de kerkenraad bijeen in de consistorie of in de pastorie. Het valt op dat men in de laatste twee jaar voor het overlijden van de heer van der Kooi, heel vaak bij hem thuis de vergaderingen hield. Misschien had dit met de minder goede gezondheid van hem te maken. De man hoefde dan de deur niet uit. De laatste bijeenkomst, die Van der Kooi bezocht, was op 22 november 1888. Hij kwam te overlijden ruim een maand later op 27 december en bereikte de leeftijd van 71 jaar. In de volgende kerkenraadsvergadering stond men nog even stil bij de droevige gebeurtenis en kunnen we lezen: "Broeder van der Kooi werd gemist. De Heere had hem uit het midden der broeders weggerukt. Hij had zijn medebroeders, volgens ouderling Kootstra, steeds met raad en daad bijgestaan".