...dirigent

Op de fiets onderweg naar het huis van Herman Sibma en zijn vrouw raak ik een beetje uit mijn humeur. Het is koud, er ligt sneeuw waardoor sommige stukken van de weg en de stoep moeilijk begaanbaar zijn en het is donker, zodat ik de huisnummers niet kan lezen vanaf de straat. Uiteindelijk beland ik toch heelhuids bij het goede huis, waar ik, onverwachts, in de door een buitenlamp verlichte tuin een paar poezen vrolijk in de sneeuw zie spelen. Binnen word ik bovendien allervriendelijkst ontvangen door een opgewekt stel. Mijn stemming stijgt dan ook meteen. Herman Sibma blijkt een levendig pratende en vertellende man en ik kan me goed voorstellen dat het hem met zijn enthousiasme lukt om een groep mensen, in dit geval een groep muzikanten, te bewegen en te inspireren.

Herman Sibma

Herman was van 2003 tot 2009 dirigent van onze Buitenposter brassband ‘Concordia’. Hij vond het een fijne baan, maar toch was hij op een gegeven ogenblik toe aan een nieuwe uitdaging. Hij nam afscheid in goede harmonie en dirigeert nu een brassband in Ferwerd, die in een andere divisie speelt. “Het was vreemd om dit jaar niet als dirigent maar als toeschouwer bij de Kerstnachtdienst in de sporthal aanwezig te zijn. Sommige mensen in het publiek, die nog niet van mijn vertrek wisten, keken me wat vreemd aan, omdat ze me nog op het podium verwachtten. Ik heb ruim zes jaar met plezier voor ‘Concordia’ gestaan, maar het is voor beide partijen goed om na verloop van tijd weer eens te veranderen.”

Herman is zelf ook actief als muzikant: hij speelt euphonium (momenteel bij ‘Waldbrass’). In Noordbergum, waar hij opgroeide, was hij lid van brassband ‘Bernlef’. Hij volgde muzieklessen bij ‘De Wâldsang’ en behaalde alle diploma’s. De mogelijkheid deed zich voor om bij Jitze Nicolai een korte cursus directie te volgen. Herman besloot het eens te proberen en het beviel zo goed dat hij daarna een cursus voor gevorderden volgde bij de bekende hafabra-dirigent Klaas van der Woude uit Oenkerk, die bereid was om een groepje belangstellende en getalenteerde blazers drie jaar lang op zijn vrije zaterdagmiddag les te geven. Niet lang daarna werd Van der Woude aangesteld als docent directie aan het conservatorium; het lesmateriaal dat hij voor het zaterdagmiddaggroepje samenstelde werd gebundeld en wordt nu nog gebruikt als lesboek op het conservatorium. Je zou dus kunnen stellen dat Herman, al studeerde hij niet aan het conservatorium, toch de basiselementen zoals die op het conservatorium worden gedoceerd, heeft geleerd.

De tijd was voor hem in ieder geval rijp om een eigen band te zoeken en die diende zich aan in de gedaante van brassband ‘Concordia’. Het bleek een schot in de roos. “Ik werk 32 uur in de week als bedrijfskundige bij ING. Dat is mijn eerste baan. Het dirigeren, wat ik nu dus in Ferwerd doe, is mijn tweede baan. Ik benader het heel serieus, ik word er ook voor betaald, maar ik vind het zo leuk, dat ik het eigenlijk ervaar als een hobby. Ik ben wel van het begin af aan duidelijk geweest over mijn doelstelling: ik wil een orkest verder brengen. Als men zich daar niet voor wil inspannen en alleen vrijblijvend wat wil spelen , dan zeg ik: even goeie vrienden, maar dan ben ik niet de juiste dirigent voor jullie. Ik probeer zelf ook steeds bij te leren, door een open instelling, door open te staan voor feedback, door te letten op hoe de muzikanten op me reageren. Verder kijk ik goed naar andere dirigenten en naar de interactie met hun orkest: heel leerzaam en inspirerend. Als dirigent neem je een aparte positie in. Je bent niet bij een ledenvergadering, dus je krijgt weinig directe feedback van de muzikanten over wat je goed of fout doet. Een goede samenwerking met het bestuur is heel belangrijk en we zitten dan ook regelmatig samen om de tafel. De afspraak bij ‘Concordia’ was dat ik muzikaal eindverantwoordelijk was; dat betekende dus bijvoorbeeld dat ik besliste welke muziek er gespeeld werd, zorgde voor het feitelijk instuderen en adviezen gaf rondom de concerten.”

Herman constateert dat het niveau van de amateur-muziek is gestegen ten opzichte van enkele decennia geleden, ondanks het feit dat er tegenwoordig veel meer vertier is in een dorp en het aantal leden van amateur-orkesten daardoor is teruggelopen. Die stijging van het niveau is te danken aan de rol van de muziekscholen die als drijvende kracht fungeren voor veel brassbands in de regio. Aspirantleden krijgen weliswaar een instrument in bruikleen van de band, maar moeten eerst op de muziekschool les nemen en in een groep het samenspelen oefenen, totdat ze rijp zijn voor het ‘echte werk’ in een band. Er is tussen “Concordia’ en de muziekschool ook overleg over individuele leerlingen. Door deze wijze van samenwerking probeert men een zo goed mogelijke doorstroming naar het orkest te verkrijgen. Om lid te worden van ‘Concordia’ hoeft er geen auditie gedaan te worden, maar toch kan niet iedereen die dat wil lid worden. Een brassband heeft namelijk een strikt voorgeschreven samenstelling: 25 koperblazers, verdeeld over verschillende secties en drie slagwerkers. Door die uitgebalanceerde samenstelling zou een brassband moeten kunnen klinken ‘als een orgel’. Voor een concert of een concours moeten er dus wel eens remplaçanten gezocht worden als er te weinig eigen leden zijn. De leden van ‘Concordia’ komen voor het merendeel uit Buitenpost; de band is dus echt een dorpsorkest. Vroeger fungeerde een dorpsband ook echt als zodanig, dat wil zeggen dat ze een taak had bij het begeleiden van kerkdiensten, het geven van uitvoeringen geven in het dorp zelf, maar ook bij Sinterklaas inhalen en dat soort dingen. Die functie is tegenwoordig niet meer zo duidelijk. Zoals gezegd, er zijn meer andere mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding en er worden andere keuzen gemaakt, ook binnen een dergelijk orkest. De nadruk ligt nu meer op het jaarlijkse concert en het concours. Bovendien is men niet meer zo gewend om buiten te spelen, laat staan om lopend te spelen, wat een kunst apart is.

“Zo’n concours is trouwens een hele happening. Met name op de twee dagen van de Nederlandse Brassbandkampioenschappen zitten er allemaal brassbands in de zaal, die stuk voor stuk een half jaar geoefend hebben op één werk. Vijftienhonderd enthousiastelingen met veel passie voor muziek en met competitiedrang. Al die bands spelen om de beurt hetzelfde stuk, maar dat verveelt niet: ieder orkest speelt het weer anders en het is heel leerzaam om naar de verschillen te luisteren. Ik vind het heel mooi om als dirigent de muziek te mogen interpreteren en iedereen hetzelfde te laten doen. Op een gegeven moment ontstaat er meer dan het notenbeeld dat op papier staat. Een concours of uitvoering is natuurlijk een bijzondere gebeurtenis voor zowel orkest als dirigent: je werkt er lange tijd naar toe. Het geeft voldoening om de neuzen dezelfde kant op te krijgen en een gezamenlijk resultaat te behalen. Zo zijn we met ‘Concordia’ bijvoorbeeld in 2007 Nederlands brassbandkampioen geworden in de vierde divisie en in 2009 met de band uit Ferwerd in de tweede divisie. Toch is het maar één moment. Het proces op weg daar naartoe, de voorbereiding, is ook heel belangrijk. Ik vind het erg leuk om met een groep mensen te werken, die zich willen ontwikkelen. Soms kost het me veel energie, bijvoorbeeld als ik het gevoel heb dat er te weinig is geoefend voor een repetitie. Dan krijg ik het niet voor elkaar om de muziek te laten klinken zoals ik het in mijn hoofd heb. Dat zijn baalmomenten en dat zeg ik de muzikanten dan ook, want inzet is een voorwaarde om verder te komen. Maar ik kan ook verrast worden door prachtig spelende muzikanten, dat is het mooie.

Mijn doel met een orkest is om de groep als geheel verder te brengen. En dan gaat het niet alleen om een kampioenschap. Ik adviseer ook bij de organisatie en invulling van de concerten en het kan gebeuren dat dat fantastisch uitpakt, zodat je na afloop enthousiaste reacties krijgt van het publiek. Of het orkest raakt bij de uitvoering zo geïnspireerd, dat de muziek nog veel mooier klinkt dan je had verwacht. Dat is óók het orkest verder brengen. Bij het bepalen van je doelen verleg je steeds je grenzen. Gedeeltelijk uit concurrentieoverwegingen (zo kwam uiteindelijk het Nederlands Kampioenschap binnen bereik), maar niet alleen, want het gaat ook om het samen ervaren van mooie muzikale momenten. De leden komen bovendien ook gewoon naar de repetitie om een plezierige muzikale avond te hebben. Daar moet je als dirigent oog en oor voor hebben, zodat er bijvoorbeeld een goede balans blijft tussen lekker doorspelen en steeds afslaan om een moeilijk stukje te repeteren. Als dirigent word ik door veel dingen geïnspireerd. Ik beluister veel cd’s, maar ga ook graag naar concerten, zowel van andere brassbands als van popgroepen of van symfonieorkesten. Ik let dan met belangstelling op de dirigent en op de communicatie over en weer met de muzikanten. Het allermooiste is zelf muziek maken en beleven. Het is heerlijk om, na weken van voorbereiding, een uitvoering te mogen dirigeren. Ik voel totaal geen stress, alles valt van me af en ik ga genieten. Dirigeren geeft me nog meer voldoening dan zelf musiceren. Het is veel inspannender, maar het is geweldig om binnen een groep muziek te laten ontstaan.”