...je kunt er nooit zomaar even uitstappen...

Nederland is van oudsher een land van boeren. Wie Holland zegt, ziet grazende koeien in de wei en dartelende lammetjes in het voorjaar. Toch is er veel veranderd in de wereld achter dit nostalgische plaatje. Zo worden koeien niet meer handmatig gemolken, maar door melkmachines. Ook de boer die met een koe door het dorp naar de slager loopt is verleden tijd. Wat er nog meer veranderd is, vragen we aan Louw de Winter, die al 43 jaar boer is.

Tien melkkoeien zijn vanmorgen met hun begeleiders afgereisd naar Den Haag. Op het Binnenhof zullen ze de eisen van de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV) om meer aandacht te krijgen voor de lage melkprijzen kracht bijzetten. Morgen debatteert de tweede kamer over de problemen in de melkveehouderij. Tot die tijd blijven de koeien rond de toegang van de Kamer rondscharrelen. Dat betekent ook, dat ze een nacht zullen doorbrengen in Den Haag. (bron: RegioNewz, 14 april 2009)

Louw de Winter temidden van zijn vee

Louw de Winter temidden van zijn vee.

Van vader op zoon

Louw de Winter kwam in 1951 met zijn ouders van Zeeland naar Friesland. Zijn vader, die graanboer was, streek neer aan de Oude Dijk 11 in de Buitenposter Mieden. Hij schakelde zijn kinderen ook in op het bedrijf. “Ik was al van jongs af aan het werk. Op de lagere school werden wij aan het werk gezet. In 1966 ging ik met mijn ouders een maatschap aan en werd ik zelf boer.” Het bedrijf was uniek in de omgeving omdat het een akkerbouwbedrijf was. “Hier staan veel veeteeltbedrijven. Toen mijn vader die 46 hectare grond kocht, stond er alleen maar een grote landbouwschuur. Mijn ouders lieten daar een huis vooraan bouwen. De grond was indertijd opgespoten met zand uit het Prinses Margrietkanaal. Als klein jongetje maakte ik mee dat er aardappelen, voederbieten, haver, rogge en zomertarwe verbouwd werd. Als boeren van de Zeeuwse klei kwamen we erachter dat de grond toch meer geschikt was voor veehouderij, voor grasland.” Zo maakte het bedrijf geleidelijk aan de overgang naar veeteeltbedrijf. “We zijn met twee koeien begonnen: Beatrix en Jetske”, herinnert Louw zich nog. “Mijn moeder molk ze en dat groeide zo uit tot 14 en later 20 koeien. In de jaren ’60 werd het bedrijf steeds verder uitgebreid. Toen ik het bedrijf overnam stonden er 100 koeien plus bijbehorend jongvee en inmiddels is het uitgegroeid tot 180 met bijbehorend jongvee.” De ouders van Louw leven al lang niet meer. In 1971 trouwde Louw met Doorke Brandsma, een rooms-katholieke boerendochter uit Blauwhuis. “Wij komen van Zuid-Beveland en daar vind je veel rooms-katholieken”, legt Louw uit. “Dat was nog wel een probleem. Hier was geen katholieke school en dus zijn we naar de openbare school geweest. Ik heb later wel de met de inflatie meegegaan. Dus moet je de productiviteit omhoog zien te krijgen.” Meer dan 90% van een veeteeltbedrijf draait om melk. Daarnaast is er de aanwas. “De kalfjes die geboren worden, houd je niet allemaal voor jezelf”, zegt Louw. “Stiertjes gaan naar stierenmesters, dieren die niet meer rendabel zijn voor het bedrijf worden verkocht en dat levert ook nog een stukje inkomen op.” Na de Tweede Wereldoorlog vertrokken veel boeren naar Canada. Vandaag de dag emigreren weer jonge boeren. Wat hebben ze gemeenschappelijk? “Ik denk dat het motief van nu hetzelfde is van vroeger”, is Louw’s antwoord. “In wezen waren mijn ouders ook emigranten: ze gingen van Zeeland naar Friesland. En waarom? Er was relatief weinig ruimte en er was geen plaats voor twee boeren op één bedrijf. Daarom gaan boeren nu naar Duitsland emigreren. Toen wij in De Mieden kwamen, zaten er wel tien boeren aan de Oude Dijk. Nu zit er nog maar één en dat zijn wij. Kleine bedrijven worden overgenomen door de grotere.” Louw en Doorke bezoeken nog regelmatig familiebedrijven in Zeeland. “Dan zit hij omgekeerd in de auto”, lacht Doorke die zich wat op de achtergrond houdt. “Akkerbouw hè!” Louw kocht er door de jaren veel grond bij tot de 117 hectare die ze nu gebruiken. “Hiervan wordt in Twijzel op 17 hectare snijmais verbouwd. En dat is goed voor de koeien.” Het bloed kruipt…

De boerderij van Louw de Winter in de Mieden

De boerderij van Louw de Winter in de Mieden

Emigranten

Naast het werk op de boerderij, sprak het ondernemingschap Louw ook enorm aan. De zuivelindustrie en de aan- en verkoopsector hebben met name zijn aandacht. Tot de dagelijkse lectuur behoren dan ook diverse agrarische tijdschriften. “En ik heb in het bestuur van de Rabobank gezeten”, vertelt hij. “Dat zijn allemaal dingen die tijd en verantwoordelijkheid vragen. Het boerenbedrijf is ook anders dan vroeger. Van veel fysieke arbeid is het werk nu veel omvangrijker geworden. Je bent afhankelijk van anderen en je moet kunnen organiseren.” Opvallend is ook dat veeteeltbedrijven steeds groter zijn geworden. “Dat komt omdat de prijs van de melk vrij laag is gebleven”, verklaart Louw. “Momenteel zelfs extreem laag. Om je inkomen op peil te houden moet je meer omzet draaien. Eerst had je 30 koeien per man, nu 60. De melkprijs is niet met de inflatie meegegaan. Dus moet je de productiviteit omhoog zien te krijgen.” Meer dan 90% van een veeteeltbedrijf draait om melk. Daarnaast is er de aanwas. “De kalfjes die geboren worden, houd je niet allemaal voor jezelf”, zegt Louw. “Stiertjes gaan naar stierenmesters, dieren die niet meer rendabel zijn voor het bedrijf worden verkocht en dat levert ook nog een stukje inkomen op.” Na de Tweede Wereldoorlog vertrokken veel boeren naar Canada. Vandaag de dag emigreren weer jonge boeren. Wat hebben ze gemeenschappelijk? “Ik denk dat het motief van nu hetzelfde is van vroeger”, is Louw’s antwoord. “In wezen waren mijn ouders ook emigranten: ze gingen van Zeeland naar Friesland. En waarom? Er was relatief weinig ruimte en er was geen plaats voor twee boeren op één bedrijf. Daarom gaan boeren nu naar Duitsland emigreren. Toen wij in De Mieden kwamen, zaten er wel tien boeren aan de Oude Dijk. Nu zit er nog maar één en dat zijn wij. Kleine bedrijven worden overgenomen door de grotere.” Louw en Doorke bezoeken nog regelmatig familiebedrijven in Zeeland. “Dan zit hij omgekeerd in de auto”, lacht Doorke die zich wat op de achtergrond houdt. “Akkerbouw hè!” Louw kocht er door de jaren veel grond bij tot de 117 hectare die ze nu gebruiken. “Hiervan wordt in Twijzel op 17 hectare snijmais verbouwd. En dat is goed voor de koeien.” Het bloed kruipt…

Regels

Dankzij Europa zijn boeren aan regels gebonden. Mestregels bijvoorbeeld. Louw kan er wel begrip voor opbrengen. “Als je veel dieren hebt, moet je ook veel ruimte hebben voor je mest. Wij kunnen gelukkig de mest kwijt op eigen grond. Van september tot februari mag niet bemest worden. Daar wordt goed op toegezien door de inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw. In die periode moet er voldoende opslagplaats zijn. Wij hebben nu een mestsilo aangeschaft. En zo ben je altijd bezig om je bedrijf bij de tijd te houden.” Een ander probleem is de melkprijs. “Met 22 à 23 cent zitten we wel op een absoluut minimum”, vindt Louw. “Wij hebben allemaal ons quotum sinds 1984. En quota zijn verhandelbaar. Wij hebben zoveel bijgekocht dat wij anderhalf miljoen liter per jaar mogen produceren. Als je daarboven komt, moet je superheffing betalen.” De protesterende boeren op het Binnenhof begrijpt Louw wel. “Je moet je hart wel eens luchten. Maar we hebben tegenwoordig te maken met een geliberaliseerde markt en geleidelijk gaat straks in 2015 die hele quotisering eraf. De hele wereld is nu eigenlijk nu onze markt. Is er krapte, dan schiet de prijs omhoog, is er zoals nu teveel, dan daalt de prijs weer.” Toch is coöperatie nog steeds het kenmerk van de Nederlandse boeren. Zo zijn ze mede-eigenaren van Friesland Campina, het zuivelverwerkingsbedrijf en de Rabobank staat steeds met geld en goede raad bij. Door te coöpereren houden de boeren een beetje invloed op de markt. Moeten koeien nu wel of niet in de wei? “Dacht ik wel”, vindt Doorke. “We hebben ze nog in de wei, maar ’s nacht en ’s winters staan ze binnen”, vult Louw aan. “Technisch kun je ze beter binnen voeren. Buiten hebben de koeien te maken met wisselende omstandigheden. Voordeel is dat je minder kosten hebt. Ze tillen gewoon de staart op, ze hoeven nog geen luier aan van de AID.” Melken gebeurt altijd binnen. Vader en zoon De Winter bezitten al een aantal jaren een melkcarrousel. Alleen wanneer een koe gekalfd heeft, melkt Louw nog handmatig de eerste biest af voor het kalfje. Doorke was al die jaren de stille kracht achter de boer. Maar wie wil er vandaag de dag nog boerin worden? Het televisieprogramma ‘Boer zoekt vrouw’ laat wel zien dat niet iedere vrouw ook geschikt is. Toch zijn Doorke en Louw blij met het programma. “Wij kijken er wel naar”, bekent Doorke. “Het is altijd mooi om bij andere boeren om de hoek te kijken”, vindt Louw. “En de gemeenschap kan eens zien hoe vreselijk druk boeren het eigenlijk hebben. Het gaat altijd maar door. Je kunt er nooit zomaar even uitstappen.” Om te voorkomen dat het werk hen opslokte, zorgden Louw en Doorke voor vervanging om met hun kinderen op vakantie te gaan. Vlak voor zijn pensioen kijkt Louw dankbaar terug op zijn werkzame leven. “Het is een mooi beroep. Het is ons gegeven dat altijd in gezondheid te doen. Ik denk dat ik na mijn 65ste nog wel vaak op de boerderij zal zijn.” Dat het boerenleven je eigenlijk nooit loslaat, kan niet mooier worden uitgedrukt dan in de volgende uitspraak van Doorke: “We hebben nu een caravan, maar we hebben de tijd er niet bij gekocht.”