directeur van basisschool De Lichtbron

Klaas de Jonge, directeur De LichtbronSinds zes jaar is Klaas de Jonge directeur van de basisschool ‘De Lichtbron’. Hij heeft altijd voor de klas gestaan – met plezier en met zijn hele persoonlijkheid. Even heeft hij erover gedacht leraar te worden aan een middelbare school. Hij studeerde MO-geschiedenis, al weer jaren geleden. Toen de gelegenheid zich voor deed om de directie van De Lichtbron over te nemen, heeft hij toch daarvoor gekozen. Daar heeft hij absoluut geen spijt van, het basisonderwijs heeft zijn hart.

Klaas Hendrik de Jonge werd in 1947 geboren in Westeremden, waar hij tot zijn 24e woonde. Hij haalde zijn einddiploma aan de Kweekschool in Groningen en trouwde met Eza Huisman uit Loppersum, niet ver van Westeremden. Ze kregen vijf kinderen die allemaal de deur uit zijn – Klaas en Eza zijn weer met z’n tweeën. Klaas: "Eza is mijn klankbord en grote steun. We doen in huis veel samen. Ik ben redelijk handig in huis, al zeg ik het zelf. Dat komt doordat mijn moeder vroeger ook werkte en ik allerlei huishoudelijk werk moest doen. Ik had alleen maar zusjes, dat ik een jongen was, telde niet in het werk. Met ons drukke gezin en omdat Eza ‘in de kraam’ werkt, kwam en komt dat goed van pas!"

Hoe werd je opgevoed?
"Ik ben gereformeerd opgevoed. Mijn ouders waren eenvoudige mensen. Mijn vader was landarbeider bij een hereboer. Hij heeft het verschil in status goed gevoeld, maar heeft zich daar nooit door uit het veld laten slaan. Mijn beide ouders waren sociaal zeer bewogen. Ondanks hun lage opleiding waren ze op een intelligente manier betrokken bij wat er om hen heen en in de maatschappij gebeurde. Mijn vader was koster van de kerk, gemeenteraadslid, zat in het schoolbestuur en in de kerkeraad, ijverde voor de bond van landarbeiders. ‘Als ik niet lid van de ARP was, zou ik communist geworden zijn’, heeft hij wel eens gezegd. Mijn vader was radicaal. Het is wel gebeurd dat bij ons de ramen dichtgeplakt werden (door mensen uit het dorp). Bij ons thuis werd levendig gediscussieerd. Mijn moeder had het vermogen alles te zeggen wat ze dacht. Ze was fel, maar soms te fel, ze maakte keuzes vanuit haar innerlijke overtuiging. In 1944, kwam de scheuring binnen de gereformeerde kerk, de vrijgemaakt gereformeerden maakten zich los. Het hele gezin waaruit mijn moeder kwam werd gereformeerd-vrijgemaakt, zij was de enige die samen met mijn vader in de gereformeerde kerk bleef. Dat leverde haar ruzie en strijd op met haar familie en ook al kostte het haar verdriet, ze deed wat ze zelf het beste vond. Ik herinner mij die verdeeldheid als vreselijk, maar ik bewonderde mijn moeder omdat ze vanuit haar eigen keuze handelde. Ik heb veel geleerd van mijn ouders en als ik terugdenk aan mijn jeugd, heb ik daar een warm gevoel over.’

Waarom ging je naar de kweekschool?
‘De HBS zat er bij ons niet in. Dat was gewoon te duur. Daar had ik graag heen gewild. Ik was wel een beetje een studentje. Ik zat in een grote klas. De meester moest zijn aandacht verdelen over drie klassen. Soms gaf hij mij de opdracht om iets van hem over te nemen. Ik moest dan ‘lesgeven’ aan een van de groepen. Als ik er nu aan terugdenk, schiet het woord ‘eigenwijs schoolmeestertje’ me in gedachten. Diep in mijn hart wilde ik dominee worden (eigenlijk wil ik dat nog wel een beetje). Als er vroeger niemand thuis was, zette ik alle stoelen in de kamer op een rij en dan legde ik op iedere stoel een psalmboek (mijn vader was immers koster). Ik ging zelf boven op een stoel staan en dan preekte ik. Ik gaf op mijn manier een boodschap door. Maar dat mocht natuurlijk niemand zien. Later mocht ik van mijn ouders naar de Kweekschool met de Bijbel in de Mesdagstraat in Groningen. Ik ben nog altijd heel blij met deze opleiding. Ik houd van kinderen. Kinderen zijn de toekomst.”

Wat is de invloed van je jeugd?
‘Ik heb thuis geleerd om kritisch te zijn, om kritisch naar mezelf en anderen te kijken, en ook om open te zijn – te zeggen wat ik denk. Dat heeft invloed op mijn handelen op school. We zijn een groot team (26 mensen), we hebben allemaal verschillende opvattingen. Ik vind het fijn als we daarin open zijn naar elkaar en niet bang ons, indien nodig, kwetsbaar op te stellen, om hulp te vragen wanneer dat nodig is en te helpen als dat kan. We doen veel aan teambuilding. Als directeur heb ik geen eigen klas meer, maar ik bezoek wel alle klassen. Soms geef ik een les – om kritiek te ontvangen, èn te kunnen geven. Ik vind dat een school continu in beweging moet blijven, in ontwikkeling. We moeten ons zelf ook blijven ontwikkelen. Dat geeft een goed gevoel. Ik stel het als eis, aan mezelf en aan ons team.’

Hoe werkt dat in de praktijk?
We proberen onszelf te verbeteren. Elk jaar stellen we enkele ontwikkelpunten vast, waarin we ons verdiepen. We trainen ons zelf, doen cursussen, praten er samen over. Zo zijn we bezig geweest met de problematiek van moeilijke kinderen, waarbij we ons afvroegen: ‘Wat kunnen we zelf en wat kunnen we beter uit handen geven aan professionele begeleiders?’ We proberen greep te krijgen op het gedrag van ADHD-kinderen. We hebben een methode bedacht om kinderen iets te leren van normen en waarden door een lijst met wel 300 woorden, zoals veilig zijn, gepest worden, verdriet, helpen, vriendschap. Die schreven we op kaartjes en legden ze in een bakje. Aan het begin van een nieuwe week zetten we één van de woorden bovenaan op het bord en telkens als er iets voorvalt dat met het woord te maken heeft, maken we elkaar en de kinderen daarop attent. In het volgend schooljaar gaan we kijken of we iets kunnen bedenken om met kinderen te filosoferen. Kinderen zijn onbevangen en kunnen diepzinnige opmerkingen maken!”

Vormen jullie een goed team?
“Telkens evalueren we wat we doen. We beoordelen onszelf, stellen ons steeds kwetsbaarder op naar elkaar. Het werkt bevrijdend om open en eerlijk te zijn. Dat versterkt je zelfvertrouwen. Als je vertrouwen hebt in jezelf en in elkaar, creëer je een goede sfeer. Niet bang zijn voor jezelf of voor de ander werkt positief. In een functioneringsgesprek komen vooral ook de goede dingen naar voren.”

Wat is jouw functie daarin?
“Mijn enthousiasme moet mensen warm maken. We werken samen en hebben ons werk goed gestructureerd. Dat houdt in dat er vier coördinatoren zijn met elk verantwoordelijkheid voor een deel van de leerlingen en groepen. Die verdeling van het werk is mij enorm tot steun, het geeft overzicht. We hebben ook schoolregels opgesteld en hebben ze zelfs op rijm gezet. Die worden nageleefd, door onze bijna 330 kinderen en door onszelf.”

Ken je ze allemaal?
“Zodra ze op school komen, probeer ik ze te leren kennen. Ik ken bijna al onze kinderen. Als ik ze in het dorp tegenkom, wil ik ze bij hun naam kunnen noemen. Er zijn veel kinderen, die op de een of andere manier uitvallen, ongelukkig zijn. Ik sta open voor signalen die duidelijk maken dat er iets niet klopt. Daarom wil ik ze kennen en een band met ze hebben, dan kunnen we in gezamenlijkheid iets voor ze doen.”

Is geloven belangrijk voor jou?
“God is enorm belangrijk voor mij. Religieus gevoel heeft volgens mij alles te maken met verdraagzaamheid, ruimte geven, anderen respecteren in hun overtuiging. Die tegenstelling tussen de kerk van mijn vader en die van de familie van mijn moeder vond ik verschrikkelijk - er kwam veel verdriet uit voort. Mijn moeder heeft er onder geleden en daarom denk ik: er bestaat niet slechts één mening, dat kàn gewoon niet. Ieder mens zoekt God vanuit zijn eigen wezen. Ik heb wel bepaalde zekerheden, ik ben overtuigd christen maar heb geen vaststaande meningen heb. Ik zoék God, niet alleen met mijn verstand, ook met mijn hart. En ik wil ook graag opgenomen zijn in een gemeenschap van gelovigen. Voor mij is het hele geloof: de bemoeienis van God met ons mensen. Ik geloof dat God zich in Zijn (bijbels) verhaal met ons bemoeit: in voor- en tegenspoed. Ik wil graag zo geloven dat ik daar zelf mee uit de voeten kan. Dan ontvang ik kracht om dingen te doen. Ik geloof de waarheden van het geloof op mijn eigen manier – ik geloof heilig in God. Ik lees Zijn bedoeling in Zijn woord in Zijn verhaal. ’Het verhaal gaat’, van Nico ter Linden. Alleen al de titel zet mij aan tot lezen. God is voor mij een bron van inspiratie van muziek. Bij het horen van onder andere Bach klinkt voor mij het goddelijke door.”

Hoe vind je dat je je geloof moet doorgeven aan kinderen?
“Geloof overbrengen vind ik moeilijk. Mensen moeten kritisch zijn, ook als ze zeggen te geloven. Dat geldt evenzeer voor kinderen. Je kunt ze in aanraking brengen met Gods woord. Ze moeten zèlf voelen, kijken en leren denken. Ze moeten zelf leren kiezen, maar wel kritisch. Je hebt als leerkracht aan een christelijke school wel de opdracht om de consequenties van geloven aan kinderen ‘voor te leven’. Je kunt je kind niet voor alles beschermen, ze moeten leren zélf te denken. Volgens mij moeten kinderen zelf God zoeken. God is immers heel dichtbij, ook bij kinderen. Een ‘stuk van God’ zit immers in jezelf. Wij zijn een open christelijke school. Dat houdt in dat we respect tonen voor verschillende geloofsopvattingen. Mensen moeten hun eigen geloof ervaren. Wij leren de kinderen elkaar te respecteren en te steunen in hun eigen ontwikkeling en dus ook in geloven!”

Wat maakt je gelukkig?
“Ik houd van sfeer, ook van wat mystiek zoals je die bijvoorbeeld wel kunt vinden in de katholieke kerk. In de herfst is er vaak een concert in de Bonifatiuskerk van Leeuwarden door het Byzantijns koor uit Utrecht met prachtige muziek uit de russisch-orthodoxe traditie. De sfeer die ik daar ervaar vind ik waardevol. Ik heb altijd klassieke muziek opstaan, die brengt me bij mezelf, bij mijn innerlijk, bij de harmonie in mezelf. Ik ben iemand die snel het geluk kan vinden als het er even niet is en ben gemakkelijk in het denken dat iets goed gaat, misschien soms wel wat té makkelijk. Ik houd van harmonie maar je moet wel steeds je best doen om die te kunnen delen met de mensen die het dichtst bij je staan: je partner, je kinderen maar ook je collega’s. Harmonie en geluk vraagt voortdurend om inspanning. Geluk zit in kleine dingen, het is dichtbij en er zijn veel waar ik van houd. Zal ik een paar noemen? Recepten verzamelen, lekker koken, tuinieren, elke dag zwemmen, wandelen, fietsen, het werk, een complimentje krijgen of geven. Ervaringen van mensen kunnen mij opbeuren. Ik let op dingen die mij raken en houd van opgetekende wijsheden. Ik bewaar goede gedachten, stop ze in een ‘doos’ en daar haal ik dan inspiratie uit. Weet je wat ik een goede gedachte vind? De spreuk die bij ons al jaren op het prikbord boven de keukentafel hangt: ‘Vanaf de zevende dag (zegt God), heb Ik alles uit handen gegeven. Heel mijn schepping en mijn wondermacht. Niet JULLIE, maar IK wacht op het wonder!‘ Onze eigen acties horen een gevolg te zijn van ons geloven.”