...de ontwikkeling van de fiets is heel hard gegaan...

Over Buitenpost als winkelcentrum is al veel gezegd. De hamvraag is: wordt het nog eens wat met ons dorp? De eerste stap is gezet: de Kerkstraat is aangepakt. Hoe lovend je daar ook over kunt spreken, de leegstand van winkelpanden is exemplarisch voor de Voorstraat. Ondernemingen komen en gaan. Gelukkig zijn er ook uitzonderingen. Op Bakkershoek staat bijvoorbeeld nog steeds een zaak in huishoudelijke artikelen en op de andere hoek bevindt zich al sinds 1956 rijwielhandel Wiersma. Dedde Wiersma neemt ons mee terug in de tijd.

In 1817 werd in Duitsland de eerste bestuurbare loopfiets uitgevonden door Karl von Drais. De draisine bestond uit twee wielen, verbonden door een houten balk waarop de bestuurder ging zitten. Om vooruit te komen, zette hij zich beurtelings met zijn voeten af op de grond. In 1864 kwam de Fransman Ernest Michaux met een fiets die voorzien was van trappers. De eerste vélocipèdes waren van hout, later werden ze van ijzer gemaakt. Uit deze fiets ontstond de bi-cycle of hoogwieler, die door rijke burgers bereden werd. Het was een hele kunst om de fiets met een groot voor- en klein achterwiel te beklimmen. De Engelsman James Starley vond in 1880 de kettingkast uit en zijn landgenoot John Boyd Dunlop in 1888 de luchtband.

Dedde Wiersma, voormalig fietsenhandelaar

Het ijzeren ros en paardenliefde

Dedde Wiersma zat zo’n vierenveertig jaar in de fietsverkoop. Zijn vader Marten was de grondlegger van het bedrijf. In 1930 trouwde Marten met Antje en ze streken neer in de Herbrandastraat, die toen de Bouwwijk genoemd werd. Ze kregen twee kinderen waarvan Dedde de oudste was. Tine, Dedde’s vrouw, heeft een plakboek bijgehouden dat bij de trouwdag van Marten en Antje begint en eindigt in 2005 wanneer rijwielhandel Wiersma voortaan Profile Wiersma ‘de Fietsspecialist’ heet. Aan de hand van het album schetst Dedde de geschiedenis van de succesvolle zaak. Hij herinnert zich nog hoe zijn vader met de rijwielhandel begon. “Mijn vader liet op de Bouwwijk een hokje neerzetten dat hij niet betalen kon”, zegt hij. “Geld had hij niet. Hij ging naar Albert Schootstra van de Phoenixfabriek in Leeuwarden en die gaf hem een dames en herenfiets. Deze werden in de woonkamer neergezet en als ze verkocht werden, moest hij maar weerkomen. Zo is het begonnen. En het ging zo voortvarend, dat er twee jaar later een winkeltje naast het hok gebouwd werd.” Toen kwam de oorlogsdreiging. En weer was het Schootstra die Marten Wiersma hielp. “Je moet zorgen dat je zoveel mogelijk voorraad krijgt, raadde hij mijn vader aan. Als hij wat verkocht had, mocht hij het afbetalen.” Dedde was toen tien jaar en hij weet nog dat zijn vader allerlei materiaal in huis haalde. “Het was een klein huisje en er stonden veel onderdelen op zolder. Na de oorlog was er niks meer te krijgen en toen hebben we samen oude fietsen opgeknapt. Mijn vader maakte uit niets altijd wel weer iets. Daar heb ik het prutsen van geleerd, ik mag graag iets maken. Dat heb ik van hem overgenomen. We maakten bijvoorbeeld massieve banden uit autobanden.” Dedde ging naar de ambachtsschool en voltooide een opleiding voor elektricien. Daarnaast deed hij cursussen voor rijwiel- en bromfietshersteller. Maar als kleine jongen droomde hij ervan om boer te worden. “Dat had alles met paarden te maken”, legt hij uit. “Na schooltijd ging ik naar de stalhouderij. In de oorlogstijd haalde ik wel mensen met de brik van het station om ze ergens naar toe te brengen. Paarden hebben me altijd geïnteresseerd. ” Wiersma was dan ook vaak van de partij bij het ringrijden tijdens de feestweek. “Zelf had ik ook rijtuigen met Friese paarden. Ik heb heel wat mensen gereden als ze afscheid namen, zoals dokter Venema, dokter Hazenberg en meester Schipper. En trouwerijen, tot Amsterdam aan toe.” Tine haalt een fotoalbum tevoorschijn met mooie plaatsjes van bruidsparen in combinatie met een trouwkoets en Friese paarden. “Met onze verhuizing twee jaar geleden heb ik alles verkocht. Zo gaat dat”, constateert Dedde nuchter.

Goede tijden

In 1947 verhuisde de winkel van de Bouwwijk naar de Rijksstraatweg (Voorstraat), waar nu The Point gevestigd is. De voordeur en een van de ramen zijn nog hetzelfde. Eén kamer werd als winkel ingericht, de werkplaats stond achter het huis. Dedde was inmiddels op vrijersvoeten en kreeg verkering met Tine Smit uit Ternaard. “Heb je wel een extra jas aan?”, grapte zijn vader als hij op de fiets naar Ternaard reed dat op de kale klei ligt. In 1955 had Marten het pand aan de Rijksstraatweg 47 gekocht. De zaken liepen zo goed dat er uitbreiding noodzakelijk was. In 1956 trouwde Dedde zijn Tine en betrokken ze het nieuwe pand. “De fietshandel en de werkplaats bleven bij mijn vader, bij ons kwamen bromfietsen te staan. Dat waren goede tijden voor ons”, vertelt Dedde. “We verkochten ook elektrische apparaten als wasmachines, centrifuges en naaimachines. In 1961 hebben we verbouwd. Achter de winkel kwam een huis waar mijn ouders gewoond hebben. Later hebben we de apparaten afgeschaft en zijn we verder gegaan in de autobusiness. Toen mijn ouders verhuisden, zijn we steeds meer achter de winkel gaan uitbreiden.” Al bladerend in het plakboek komen we aan de hand van krantenknipsels ook nog een kleine ‘ramp’ uit 1970 tegen. De ondernemingsvereniging BUVO gaf een vijfdaagse tentoonstelling in een tent. “Toen hebben we een windhoos gehad”, zegt Dedde. “We hadden de tent net opgesteld en de hele boel ging aan flarden. Een dure racemotor die we geleend hadden om tentoon te stellen, was gelukkig verzekerd. Het was een drama.” De ene verbouwing volgde de andere op. Het gezin Wiersma –ze hadden inmiddels vier kinderen- woonde daarom soms in het kantoor. In 1988 nam zoon Marten de zaak over en kwam Dedde bij hem in loondienst. Dedde en Tine gingen wonen in het Oost, waar Dedde de ruimte had voor zijn rijtuigen en paarden. In 1992 besloot hij zich uit de winkel terug te trekken. “Zonder Tine had ik het niet zover geschopt”, zei hij bij zijn afscheid.

Dedde heeft in zijn loopbaan veel ontwikkelingen in de fietsbranche meegemaakt. Van ‘opoefiets’ tot mountainbike. In het plakboek is een foto te vinden uit 1982 waarop de Itera te zien is. Het is een plastic fiets die als ‘de fiets van de toekomst toekomst’ door Wiersma werd aangekocht. “De fiets moet de markt veroveren, maar het is nooit zover gekomen”, zegt hij nu. “Toch is de ontwikkeling van de fiets verschrikkelijk hard gegaan. Mijn vader zei na de invoering van de fiets met drie versnellingen: wat moeten ze nu nog veranderen aan een fiets? Dat is vijftig jaar geleden. Maar sinds ik uit de zaak ben, hebben we de elektrische fiets. Het is haast niet te bevatten dat zoiets mogelijk is.” Vroeger kon je ook niet alleen van een fietswinkel bestaan. “Het was noodzaak om er iets bij te doen. Elke fietsenmaker deed er iets bij.” Zo werd rijwielhandel Wiersma ook een autobedrijf: er werden auto’s verkocht en er stond een benzinepomp. Met weemoed denkt Dedde terug aan Jan Leegsma die 22 jaar als automonteur bij de zaak werkte. “Hij heeft nog maar een paar jaar na de VUT geleefd. Daar was ik wel beroerd van hoor.” De zaak is nu in tweeën gesplitst: Marten runt aan de Marconistraat een garagebedrijf annex APK keuringsstation. De fietswinkel wordt beheerd door Eelke, die al jaren in dienst is bij Wiersma.

Slechte tijden

rijwielplaatjeAan de muur van de flat aan Nijenstein hangt een houten plank met fietsplaatjes. Van 1924 tot 1941 moest er namelijk in Nederland rijwielbelasting betaald worden. Wie betaald had kreeg een plaatje, wie geen plaatje betalen kon, kreeg er één met een gat erin. Wie geen plaatje had, kreeg een boete. Dedde herinnert zich die tijd goed omdat zijn vader in het vak zat. “De plaatjes kosten een rijksdaalder en moesten zichtbaar aan de fiets bevestigd worden. Ze werden aan het stuur gehangen of onder de bel. Ik hoor mijn vader nog zeggen: ‘hè, hè’, toen de Duitsers de belasting in 1941 weer afschaften. Deden de bezetters toch nog iets goeds!” Tijdens de oorlog werden er ook verduisteringsmaatregelen afgekondigd. Om te voorkomen dat deverduisteringslampjes geallieerde bommenwerpers doel zouden treffen, ontwikkelde Philips de verduisterings-rijwiellamp. De lampjes waren zwart op één klein gaatje na. Dedde heeft nog een doosje met lampjes bewaard. Wat hij ook nog heel goed weet, isdat de Duitsers fietsen vorderden. “Dan kwamen ze met een vrachtwagen, riepen dat je van de fiets af moest stappen en dan werd je fiets opgeladen. De mooie, goeie fietsen wilden ze graag hebben. In het laatste half jaar van de oorlog groef mijn vader een schuilplaats onder de vloer, waar hij mooie fietsen verborg.” Na de oorlog was iedereen aangewezen op de fiets, nu is het een luxe-artikel. Dedde moest van de fiets bestaan, maar fietste zelf nooit. Behalve in de omgeving van hun vakantieadres. Als hij helemaal niet meer kan fietsen, kan hij met Tine nog altijd een fietstocht van 100 km maken met het fietsspel Stap op. Gegarandeerd zonder zadelpijn.

(Wie meer wil weten over de gehate rijwielbelasting, verwijs ik naar het boek van Ferdinand H.M. Grapperhaus: Over de loden last van het koperen fietsplaatje.)